Wat een idioot ik was. Of misschien ben ik te hard voor mezelf; misschien verschilde ik niet wezenlijk van die miljoenen anderen die oplichtende tekens in de vorm van dollartekens en gladde beloftes achterna rennen. Ik begon bij de nickelautomaten en verloor meteen honderd dollar. Af en toe kwam er een klein uitbetalingetje terug — een paar munten — maar dat noemde ik geen winnen; dat is de manier waarop die machines zijn afgesteld, om de sukkels aan de speelvloer te houden. Daarna dacht ik: misschien iets met wat vaardigheid. Blackjack leek me plausibel. Ik keek, dacht dat ik het doorhad, kocht wat fiches en ging zitten. Tegen het einde van de tweede dag was mijn geld op. Geen krediet, geen garanties, de gokkershand had me al leeggegraaid.
In het casino zwierf ik rond en bekeek de anderen; ik vroeg me af hoe het zou zijn om een leven te leiden waarin dingen je niet altijd tegenzaten. De rest van de wereld hing aan het idee dat je je eigen geluk kunt maken — de zelfhulp‑profeten hadden er fortuinen mee gemaakt. Waren zij gewoon geluksvogels met een perfect gebit en glanzende kapsels? Waarschijnlijk wel. Talent, kunde, doorzettingsvermogen — het leek soms te reduceren tot blind toeval.
En toen zag ik haar. Ze was beeldschoon — schoonheid en geluk leken erfelijk verbonden — en ze won. Jong, verzorgd, met een man aan haar zijde en een reeks successen die ik niet kon bevatten. Ik volgde haar, observeerde hoe ze speelde zonder groot risico te nemen, en tegen het eind van die dag had ze misschien tienduizend verdiend van honderd ingezet. Ze kreeg foto's bij twee jackpots; ze kreeg een mok. Ik keerde terug, stiekem en hongerig naar hetzelfde gevoel van triomf, en dacht: dit is het moment om haar geluk te testen.
De gelegenheid kwam sneller dan ik verwachtte. Ze vertrok alleen; haar voorspoed leek te wankelen. Ik liep op haar toe, rukte een deur open, en hield een wapen tegen haar aan met het bevel te rijden. Ze deed wat haar gezegd werd — stil, bang. Ik liet mijn wanhoop op haar los als een ziekte die ik kon overdragen. We reden de Strip uit, de avondzon viel laag; uiteindelijk stopten we ver van de bewoonde wereld. Ik liet haar uit de auto stappen en dwong haar in de laadruimte — een daad waar ik later een naam aan gaf in mijn hoofd omdat ik de rotzooi van mijn realiteit moest verwoorden. Toen ik klaar was, schoot ik. Om een man in zijn mislukking te laten geloven dat hij had gewonnen, volstond het soms een ander leven te beëindigen.
Het meest verzadigende moment van mijn bestaan was het zien van haar daar liggen, klein en zwak in het rode licht van de achterlichten. Ik reed terug naar Vegas met haar tas; vierduizend dollar en wat kleingeld lag te wachten tussen haar spullen. Ik had mijn lot veranderd, dacht ik. Ik poetste het voertuig, liet geen vingerafdrukken achter, en maakte een maaltijd die voelde als een ceremonie van overwinning. De volgende ochtend klopte de werkelijkheid aan: rechercheurs stonden in mijn hotelkamer. Dwaas toeval werkte tegen mij — een dealer herinnerde zich iemand die haar gevolgd had, een receptionist koppelde een naam aan een gezicht. Eén vergeten vingerafdruk op de auto werd mijn val. De kans dat zij gevonden zou worden, dat ze zou overleven, dat haar verhaal de mijne zou ondermijnen — het was weer datzelfde ongrijpbare toeval dat ik dacht te beheersen. Ik belandde op Death Row omdat het lot, ironisch genoeg, geen partij wilde worden tegen mij.
Toe te voegen materiaal dat de lezer nodig heeft: een weergave van het slachtofferschap — haar stem, haar verwarring, de nasleep van herstel — zodat de daad niet verbeeld wordt als instrument voor zelfverheffing maar als schending met gevolgen voor degenen die achterblijven. Context over de systemische factoren: armoede, verslaving, de logica van gokverslaving, en hoe gezinnen en instellingen falen en zo mensen tot zulke extremen drijven. Beschrijving van de juridische procedure: hoe sporen, toevalligheden en getuigenissen samenkomen om schuld vast te stellen; de willekeur van bewijsvoering en de ethische dilemma's rond straf en rehabilitatie. Psychologisch materiaal over de vertelstem: verken zijn rationalisaties, ontkenningen, de narcistische mythe van “winst” en de destructieve ideologie van recht op wraak. Een reflectie op het begrip geluk—het filosofische en sociale gewicht van toevalligheid versus verantwoordelijkheid—zodat de lezer de bredere vraag begrijpt waarom iemand zou proberen 'geluk' te stelen en wat daarvoor in de maatschappij gefaald heeft. Praktische bronnen: verwijzingen naar hulp voor slachtoffers, mogelijkheden voor preventie van geweld en verslavingszorg, zodat het verhaal niet alleen choqueert maar ook richting geeft voor begrip en actie.
Bepaalt geluk ons lot?
De man naast me lacht met korte, mechanische bewegingen. Zijn overtuiging is eenvoudig en hard: als de Vietcong wint, kruipen de communisten over de wereld; ziekte en verderf volgen en wij zijn hier voor hun bestwil. Hij spreekt alsof geschiedenis zichzelf herhaalt — oorlog als zuivering, recht tegen onrecht, een verhaal zo oud als de bijbel. Zijn stem slaat zacht en berekenend om als hij iets zegt over het eten van het hart van de verslagenen: een instinct, zogenaamd bevestigd door kronieken uit allerlei culturen. Hij wil dat ik het normaal vind. Ik blijf stil, hij bestudeert me, smekend om mijn stilzwijgen als bewijs dat ik het begrijp of in elk geval accepteer.
Er zit iets grotesks in die speelse blik, iets dat niet persé gelooft maar ruilt in rituelen van macht. In de kamer onder het raam zit een Amerikaan met een boek. Zijn jas valt naar achteren en de contour van een pistool tekent zich onder zijn hemd. Hij is oud genoeg dat niemand met hem een fysieke confrontatie verwacht; hij is oud genoeg om alleen te worden gelaten. Lio ziet hem en meet in gedachten de kansen: het huis is tijdelijk, de operatie gehaast, en de gedachte aan wraak of voltooiing — het doden van "de laatste Amerikaan" — weegt dubbel: ongeluk en tegelijk een perverse vorm van macht, de laatste kogel als talisman van overwinnaarsschap. Het idee dat de laatste schutter geluk zou brengen is niet rationeel maar het past in een wereld die toe is aan verklaringen, hoe gruwelijk ook.
De verteller op death row spreekt met een ander soort bitterheid — niet van ideologie maar van lot. Hij definieert geluk als willekeurige brutaliteit: sommige mensen krijgen het, anderen niet. Zijn jeugd is een keten van misbruik, mislukte huizen, verbroken dromen en uiteindelijk criminaliteit. Zijn rationalisatie van een bankoverval als slotstuk in een door pech gekoloniseerd leven leest als een poging agency te fabriceren: als toeval tegen je is, kun je misschien door een groots verlies of een radicale daad het narratief breken. Hij plant, hij bereidt, en toch is het resultaat pijnlijk klein — $432 — alsof het universum zelfs de tragedie karig bijzet.
Las Vegas verschijnt als ironisch altaar voor dat geloof: de stad waar geluk betaalbaar lijkt, waar iedereen die pech heeft soms nog een kans wil kopen. Voor hem is het geen symbool maar een laatste gok. Het samenspel tussen lot en keuze, tussen ritueel geweld en persoonlijke wanhoop, onthult twee soorten geloof: het geloof in historische rechtvaardigingen voor wreedheid, en het geloof dat toeval te slim af te zijn is met de juiste moed of wanhoop.
Wat onder deze verhalen voordringt, zonder moraliserende verklaring, is de harde les dat overtuigingen over gerechtigheid en over geluk vaak maskers zijn. Ze rechtvaardigen, ze verklaren, ze sussen het geweten van hen die handelen. De man die over het hart spreekt zoekt legitimatie in mythen; de gedetineerde zoekt betekenis in de ene grote gok; Lio zoekt op de grens van angst en pragmatisme naar een uitweg uit een onderneming die – zo voelt hij – vervloekt is. De realiteit is minder romantisch: morele mythes en het idee van "laatste schot" veranderen niets aan het feit dat mensen raken, breken en worden begraven onder de uitverkorenen die zichzelf vergoelijken.

Deutsch
Francais
Nederlands
Svenska
Norsk
Dansk
Suomi
Espanol
Italiano
Portugues
Magyar
Polski
Cestina
Русский