Diepzee-mijnbouw bevindt zich momenteel in een cruciale fase van ontwikkeling. De diepzeebodem bevat mineralen zoals polymetallische knooppunten, hydrothermale sulfiden en ferro-mangaan korsten, die van groot commercieel belang zijn vanwege hun rijkdom aan batterijmineralen zoals kobalt, nikkel en mangaan. Deze metalen zijn essentieel voor de overgang naar groene energiealternatieven. Ondanks de belofte van deze nieuwe bron van minerale hulpbronnen, roept de exploitatie van de diepzeebodem ernstige ecologische zorgen op, evenals vraagstukken met betrekking tot de sociale en culturele implicaties van deze vorm van mijnbouw.

Hoewel de commerciële potentie van diepzeebodemmineralen al meer dan 150 jaar bekend is, begon de serieuze interesse in de exploitatie van deze hulpbronnen pas in de tweede helft van de 20e eeuw. De groeiende wereldbevolking en de toenemende vraag naar metalen om de energietransitie te ondersteunen, heeft deze belangstelling verder aangewakkerd. Desondanks is het noodzakelijk om diepzeemijnbouw goed te beheren en te reguleren om schadelijke milieueffecten te voorkomen en ervoor te zorgen dat de mijnbouwpraktijken bijdragen aan een duurzame en verantwoorde benutting van deze hulpbronnen.

In dit kader is het cruciaal dat er een robuust en effectief regelgevend kader wordt ontwikkeld. De uitvoering van deze regelgevingen moet steunen op drie belangrijke pijlers: data-analyse, milieu-monitoring en technologische innovaties die de impact op het ecosysteem minimaliseren. Het integreren van een geavanceerd systeem voor het verzamelen en beheren van milieu- en operationele gegevens is noodzakelijk om de gevolgen van de mijnbouwactiviteiten te kunnen voorspellen en de nodige mitigatiemaatregelen te implementeren. Dit systeem moet ook real-time communicatie mogelijk maken tussen de schepen en de verschillende operationele componenten om een adequate reactie op de variërende omstandigheden te waarborgen.

Verder moeten mijnbouwtechnieken worden geoptimaliseerd om sedimentpluimen, bodemverdichting en oppervlakte sedimentverwijdering te minimaliseren. Het doel is om de ecologische integriteit van de diepzee-ecosystemen zoveel mogelijk te behouden. Het is belangrijk dat er naast de technologische vooruitgangen ook nieuwe juridische en beleidsmatige instrumenten ontwikkeld worden die de belangen van zowel de natuur als de samenleving in evenwicht houden. Deze instrumenten moeten niet alleen rekening houden met de operationele aspecten van de mijnbouw, maar ook met de bredere ecologische en sociale effecten.

In dit proces speelt de “Mining Code” een essentiële rol. Dit kader biedt richtlijnen voor het beheer en de regulering van diepzeemijnbouw, en is bedoeld om een eerlijke en transparante toewijzing van mijnbouwcontracten te waarborgen. Het stelt landen in staat om hun rechten over de diepzeebodem te beheren, terwijl het tegelijkertijd de internationale samenwerking bevordert bij het waarborgen van duurzame en verantwoorde mijnbouwpraktijken. Het is noodzakelijk dat deze code dynamisch blijft en zich aanpast aan nieuwe wetenschappelijke ontdekkingen, technologische vooruitgangen en veranderende milieubehoeften.

Een belangrijk aspect van deze aanpak is de voortdurende verzameling van data en het verbeteren van de wetenschappelijke kennis over de diepzee. De gegevens die nu worden verzameld, helpen ons niet alleen om de bedreigingen voor de biodiversiteit en ecosystemen beter te begrijpen, maar dragen ook bij aan de verbetering van de mijnbouwtechnieken zelf. Met name de ontwikkeling van voorspellende modellen is van cruciaal belang om de impact van mijnbouw op de diepzeebodem te simuleren en effectief te mitigeren.

Een andere belangrijke overweging betreft de noodzaak om een breed scala aan belanghebbenden te betrekken bij het proces. Dit betekent dat naast wetenschappers en bedrijven ook milieuactivisten, inheemse gemeenschappen en andere sociale actoren moeten worden gehoord. Dit zorgt ervoor dat de ontwikkelingen in diepzeemijnbouw niet alleen vanuit een technocratisch perspectief worden benaderd, maar ook vanuit een breder maatschappelijk en ethisch standpunt.

Ten slotte is het van belang dat diepzeemijnbouw niet alleen als een economische activiteit wordt gezien, maar als een complexe interactie tussen technologie, ecologie, en sociaal-politieke belangen. Het succes van deze industrie zal afhangen van het vermogen om deze drie elementen in balans te brengen, en om ervoor te zorgen dat mijnbouw op de diepzeebodem daadwerkelijk bijdraagt aan de wereldwijde doelstellingen voor duurzame ontwikkeling.

Hoe worden mineralen uit de "Area" beheerd en geëxploiteerd binnen het kader van het internationaal zeewetboek?

De Internationale Zeebodemautoriteit (ISA) speelt een cruciale rol in de regulering en het beheer van de exploitatie van mineralen op de zeebodem, gelegen buiten de nationale jurisdictie, beter bekend als de "Area". De basisprincipes van deze regeling zijn vastgelegd in het Internationaal Zeewetverdrag (UNCLOS) en de bijbehorende uitvoeringsovereenkomst van 1994. Het principe van "gemeenschappelijk erfgoed van de mensheid" vormt het fundament van dit systeem en vereist dat de natuurlijke hulpbronnen van de "Area" beheerd worden ten behoeve van de gehele mensheid. De ISA is dus niet alleen een administratief orgaan, maar een vertegenwoordiger van de mondiale gemeenschap, belast met het recht om mineralen uit deze gebieden te reguleren en de belangen van toekomstige generaties te waarborgen.

De mijnbouwactiviteiten in de "Area" staan onder strikte controle en toezicht van de ISA. Dit systeem van beheer heeft niet alleen een ecologische en economische focus, maar ook een ethische. Het doel is te zorgen voor een verantwoorde en duurzame benutting van de zeehulpbronnen, waarbij de schade aan het mariene ecosysteem zoveel mogelijk wordt beperkt. De ISA is verplicht om transparantie en verantwoordelijkheid in haar besluitvormingsprocessen te waarborgen, wat blijkt uit de vereisten voor openbare raadplegingen en het publiceren van jaarlijkse rapporten, zoals voorgeschreven in de regelgeving van verschillende landen, waaronder Singapore en het Verenigd Koninkrijk.

De rol van openbare betrokkenheid en transparantie is van groot belang. Hoewel de ISA niet verplicht is om openbare raadplegingen te houden over beslissingen met betrekking tot de sponsoring van mijnbouwprojecten, wordt deze optie als belangrijk beschouwd voor het waarborgen van transparantie en het opbouwen van vertrouwen in het proces. Het publiek en andere belanghebbenden hebben recht op informatie over de geplande activiteiten en de mogelijke milieu-impact. Het is echter essentieel te begrijpen dat de mate van publieke betrokkenheid verschilt per jurisdictie. In sommige gevallen zijn de vereisten voor openbare raadplegingen en de publicatie van gegevens strikter dan in andere.

Naast transparantie en betrokkenheid van het publiek, legt de wetgeving in veel landen ook strikte eisen op aan openbare functionarissen en hun rol in het beslissingsproces. In het geval van bijvoorbeeld Singapore, wordt van functionarissen verwacht dat zij belangenconflicten openbaar maken en zich terugtrekken uit besluiten die een persoonlijke of zakelijke belangenverstrengeling kunnen veroorzaken. Dergelijke regelingen zijn van vitaal belang om corruptie te voorkomen en de onafhankelijkheid van de besluitvormende organen te waarborgen. In sommige gevallen, zoals in het Verenigd Koninkrijk, wordt het bezit van aandelen in gesponsorde aannemers zelfs beschouwd als een strafbaar feit zonder voorafgaande goedkeuring.

Naast de juridische en institutionele aspecten van het zeebodembeheer, is het belangrijk te begrijpen dat de bescherming van de mariene omgeving niet slechts een secundaire overweging is, maar een fundamenteel aspect van het beleid. De uitdagingen van diepzee-mijnbouw brengen aanzienlijke ecologische risico's met zich mee, zoals de verstoring van mariene ecosystemen en de potentieel langdurige schade aan biodiversiteit. Het is van belang dat de wetgeving en het beleid met betrekking tot diepzee-mijnbouw altijd in balans blijven met de noodzaak om deze ongerepte mariene gebieden te beschermen, wat een fundamenteel onderdeel is van het idee van het "gemeenschappelijk erfgoed van de mensheid".

De uitdagingen waarmee de ISA momenteel wordt geconfronteerd, hebben betrekking op het creëren van een evenwichtige en rechtvaardige regelgeving die zowel de economische voordelen van diepzee-mijnbouw benut als tegelijkertijd de bescherming van de oceaan en haar ecosystemen waarborgt. Dit vereist voortdurende evaluatie van de wetgeving en een herziening van de procedures voor toezicht en handhaving. Het is van cruciaal belang dat er mechanismen worden geïmplementeerd die niet alleen de naleving van de regelgeving garanderen, maar ook de effectiviteit van de toezichtprocedures evalueren en verbeteren.

Het feit dat de huidige wet- en regelgeving zich in een overgangsfase bevindt, benadrukt de urgentie van het ontwikkelen van robuuste en rechtvaardige mechanismen voor de exploitatie van mineralen in de "Area". Dit is niet alleen belangrijk voor de landen die betrokken zijn bij de exploitatie, maar voor de gehele internationale gemeenschap, die baat heeft bij de verantwoorde en duurzame ontwikkeling van deze waardevolle hulpbronnen. De implementatie van een effectief juridisch kader is dus van cruciaal belang om zowel economische als ecologische belangen in evenwicht te brengen en de rechten van toekomstige generaties te beschermen.

Wat zijn de vooruitzichten voor de mijnbouw van diepzee-mineralen?

Diepzee-mijnbouw bevindt zich op een kritiek omslagpunt, tussen de identificatie van veelbelovende zeebodemmineraalbronnen en de start van grootschalige commerciële productie. Verkenningswerk en gedetailleerde bronbeoordelingen wijzen op verschillende potentiële locaties voor exploitatie in de oceaangebieden wereldwijd. De diepzeemineralen die zich zowel binnen als buiten nationale rechtsgebieden bevinden, worden gepresenteerd als alternatieve bronnen voor kritieke metalen zoals koper (Cu), nikkel (Ni), kobalt (Co), zeldzame aardmetalen en andere elementen die essentieel zijn voor het voldoen aan de groeiende vraag van de mensheid, evenals voor de overgang naar groene energiealternatieven.

Er worden wereldwijd verschillende technologieën ontwikkeld om deze hulpbronnen op een efficiënte manier te mijnen, terwijl nationale en internationale organisaties werken aan de benodigde regelgeving. Deze ontwikkelingen hebben geleid tot een groeiende interesse van financiële instellingen en beleidsmakers, die de voordelen van deze hulpbronnen willen benutten, mede in het licht van de opkomende geopolitieke scenario’s en de degradatie van de milieutoestand op land door mijnbouwactiviteiten.

Diepzee-mijnbouw biedt niet alleen kansen voor de winning van waardevolle metalen, maar het heeft ook de potentie om de afhankelijkheid van landmijnbouw te verminderen. De mijnbouw op zee wordt gepresenteerd als een oplossing voor de uitputting van landbronnen en de verwoesting van het landmilieu door traditionele mijnbouwpraktijken. Toch kleven er aanzienlijke risico’s aan deze vorm van mijnbouw. De potentie van de diepzee als bron van mineralen moet zorgvuldig worden afgewogen tegen de mogelijke schade die mijnbouwactiviteiten kunnen toebrengen aan het delicate mariene ecosysteem.

Een belangrijk aspect van de diepzee-mijnbouw is de noodzaak om de milieueffecten van mijnbouwactiviteiten zorgvuldig te monitoren en te reguleren. De diepte van de zee, de extreme omstandigheden en de kwetsbaarheid van de onderwateromgevingen maken deze monitoring bijzonder complex. Er is een groeiende erkenning van de noodzaak om robuuste gegevensbeheersystemen te ontwikkelen die zowel de bron van de mineralen als de impact op het milieu kunnen volgen. Het gebruik van geospatiale gegevens, geïntegreerde milieumodellering en snel reagerende evaluaties van de milieueffecten wordt steeds belangrijker voor het behoud van de oceanen.

Daarnaast speelt de ontwikkeling van de benodigde wet- en regelgeving een cruciale rol. De implementatie van de Wet op de Zee, evenals het opstellen van mijnbouwcodes en normen die internationaal erkend worden, is essentieel om ervoor te zorgen dat de mijnbouwactiviteiten duurzaam en verantwoord worden uitgevoerd. De Verenigde Naties, bijvoorbeeld, hebben richtlijnen ontwikkeld om ervoor te zorgen dat de exploitatie van diepzeemineralen plaatsvindt in overeenstemming met duurzame ontwikkelingsdoelen, en daarbij rekening houdend met de belangen van alle betrokkenen, van wetenschappers tot milieuactivisten en de lokale gemeenschappen die afhankelijk zijn van de oceaan.

Een ander belangrijk punt dat niet over het hoofd mag worden gezien, is de technologie die nodig is voor het efficiënte en veilige winnen van diepzeemineralen. Mijnbouwbedrijven wereldwijd investeren in innovaties die het mogelijk maken om mineralen op grote dieptes te extraheren zonder het milieu onherstelbaar te beschadigen. Deze technologische ontwikkelingen kunnen echter ook politieke en economische implicaties hebben, omdat ze afhankelijk zijn van geopolitieke belangen en strategische samenwerking tussen landen en bedrijven.

Naast de technologische en economische voordelen is het cruciaal om de bredere sociale en ethische implicaties van diepzee-mijnbouw te begrijpen. Hoe wordt de lokale bevolking in kustgemeenschappen betrokken bij het besluitvormingsproces? Welke verantwoordelijkheid dragen bedrijven en regeringen bij het beschermen van de oceanen en het voorkomen van onherstelbare schade? De vraag naar de ethiek van diepzee-mijnbouw blijft een belangrijk onderwerp voor debat, vooral wanneer de belangen van de natuur, de gemeenschap en de economie met elkaar in conflict komen.

Het belang van milieu-impactbeoordelingen en het ontwikkelen van wetgeving die de rechten van toekomstige generaties beschermt, kan niet genoeg benadrukt worden. De diepzee, met zijn unieke biodiversiteit en ongerepte ecosystemen, is een van de laatste ongerepte gebieden op aarde. Het vermogen om deze ecologie te behouden, terwijl we profiteren van de mineralen die zich daar bevinden, zal bepalend zijn voor de toekomst van de diepzee-mijnbouw en voor de mondiale ecologische gezondheid op lange termijn.

Hoe Ruimtelijke Heterogeniteit en Gegevenslacunes de Duik in de Diepe Zee Belemmeren

De diepe zee blijft voor een groot deel onbestudeerd, met veel van de onderzochte gebieden die voornamelijk bestaan uit een paar expedities en een beperkte hoeveelheid monsters. Dit heeft geleid tot aanzienlijke regionale gegevenslacunes voor de diepe zee, evenals een vrijwel volledig gebrek aan begrip van de heterogeniteit op schaal van tientallen tot honderden meters of kleiner. Het ontbreken van gedetailleerde en holistische milieu-impactbeoordelingen is dan ook een direct gevolg van het ontbreken van kwalitatieve basismeting van deze ruimtelijke variabiliteit.

Satellietgegevens of extrapolaties van puntmonsters kunnen helpen bij het opvullen van enkele van deze regionale lacunes, maar hun nauwkeurigheid is vaak beperkt, vooral voor locaties die ver weg liggen van het gebied waar veldgegevens zijn verzameld. Dergelijke benaderingen maskeren bovendien volledig elke kleine schaal heterogeniteit. De enorme omvang van de diepe zee en de moeilijkheid om kleinere habitats zoals seamounts of hydrothermale vents te bereiken, bemoeilijken een uitgebreid monsteronderzoek. Het verkrijgen van meer monsters is de enige manier om veel van de huidige problemen met regionale gegevenslacunes te verlichten, maar dit vereist wel dat de monstersystemen specifiek worden aangepast aan de verschillende habitats.

In gebieden buiten nationale jurisdicties, zoals de Clarion-Clipperton Zone (CCZ), worden milieu-eigenschappen op regionale en mondiale schaal vaak onderzocht met behulp van datasets die via satellieten zijn verzameld of geïnterpoleerd uit uiterst beperkte veldverzamelingen. Een voorbeeld hiervan is de dichtheid van knooppunten in de CCZ, waarvan is aangetoond dat deze de gemeenschappen op de zeebodem beïnvloeden. Deze gegevens zijn echter slechts beschikbaar via kriging-interpolaties van punten die meer dan een decennium geleden zijn verzameld, over miljoenen vierkante kilometers. Lokale studies in specifieke gebieden hebben echter aangetoond dat de grootte en dichtheid van de knooppunten binnen tientallen tot honderden meters kunnen variëren.

Zelfs in de meest bestudeerde regio, de CCZ, is de verzameling van ecologische en milieugegevens vaak beperkt tot slechts één regio, bijvoorbeeld de oostelijke helft van het gebied. De westelijke helft en de gebieden van bijzonder milieubelang (APEI’s) zijn maar in beperkte mate onderzocht. Dit benadrukt de grote noodzaak voor meer gedetailleerde en uitgebreide studie van deze gebieden. Hetzelfde geldt voor de Westelijke Stille Oceaan of het Centrale Indische Oceaanbekken, waar de ecologische gegevens nog veel schaarser zijn.

Een ander opmerkelijk geval betreft de Mid-Atlantische Rug (MAR), waar actieve hydrothermale vents waarschijnlijk de best onderzochte diepe zeebiotoop ter wereld zijn. Toch vertonen deze vents enkele van de hoogste niveaus van ruimtelijke variabiliteit. De actieve vents verschillen niet alleen tussen biogeografische provincies, maar elke vent vertoont ook unieke biogeochemische kenmerken. Wat echter niet goed begrepen wordt, is de toestand van inactieve sulfidehabitats die veel waarschijnlijker zijn om te worden gemijnd. Ondanks dat deze habitats waarschijnlijk veel vaker voorkomen dan actieve vents, zijn er tot nu toe weinig inactieve vents ontdekt. Dit komt doordat de huidige methoden voor het ontdekken van vents vooral gericht zijn op het zoeken naar de fysieke en chemische kenmerken van actieve uitstromingen.

Voor de toekomst is het noodzakelijk om een beter begrip van regionale en lokale ruimtelijke variabiliteit te ontwikkelen om de milieueffecten van mijnbouw op de diepzeebodem op een duurzame manier te kunnen reguleren. Lokale variabiliteit is vooral essentieel om vast te stellen welke veranderingen na exploratie en exploitatie werkelijk door de mijnbouw worden veroorzaakt. Helaas is het verzamelen van monsters in de diepe zee vaak een logistieke uitdaging. In de CCZ, zelfs wanneer verschillende locaties binnen een specifiek gebied worden vergeleken, wordt vaak maar een handvol monsters verzameld. Dit is niet voldoende om de variabiliteit in milieuparameters zoals knooppuntdekking, die kan veranderen door kleine schaalvariaties in het terrein, vast te leggen.

In veel gevallen zijn de habitats op hydrothermale vents en seamounts zeer heterogeen over kleine ruimtelijke schalen, vaak in verband met onregelmatige topografie en stromingspatronen. Er is bijvoorbeeld nog veel onzekerheid over de vraag of gebieden op seamounts met korstformaties andere habitats representeren en andere gemeenschappen herbergen dan gebieden zonder deze formaties. Hoewel satellietgegevens nuttig kunnen zijn voor het verkrijgen van informatie over bepaalde parameters, zoals netto primaire productie en topografie, waar observatiegegevens ontbreken, zijn directe metingen op meerdere locaties binnen een regio noodzakelijk om deze gegevens te valideren.

Voor het begrijpen van de ruimtelijke variabiliteit op regionale en lokale schalen, is het van groot belang om te blijven investeren in gedetailleerde kaarten en data-analyse van de gebieden die mogelijk de meeste impact ondervinden van diepe-zeemijnbouw. Nieuwe technologieën en benaderingen, zoals de ontwikkeling van akoestische sensoren voor de onderzeese laag, zullen noodzakelijk zijn om de nauwkeurigheid van modellen te verbeteren en meer diepgaande inzichten te verkrijgen in het complexe ecosysteem van de diepe zee.

Hoe worden koraalriffen effectief gemonitord op grote schaal en welke rol spelen technologie en burgerwetenschap?

Monitoring van koraalriffen is essentieel voor het begrijpen van de ecologische gezondheid en de impact van lokale en wereldwijde bedreigingen zoals klimaatverandering, ziektes en overbevissing. Traditionele methoden, zoals de Line Intercept Transect (LIT) techniek, bieden gedetailleerde gegevens door het systematisch meten van organismen op korte afstanden. Deze methoden zijn waardevol, maar worden beperkt door factoren zoals duiktijd en logistieke haalbaarheid, waardoor ze alleen toepasbaar zijn op een beperkt aantal locaties en dieptes. Dit maakt grootschalige en continue monitoring over duizenden kilometers koraalrif praktisch onmogelijk met uitsluitend traditionele technieken.

Daarom zijn er verscheidene innovatieve en snellere benaderingen ontwikkeld om grotere gebieden efficiënt te kunnen beoordelen. Zo zijn vereenvoudigde methoden ontstaan die sneller uitgevoerd kunnen worden en die het mogelijk maken om vrijwilligers en burgerwetenschappers actief te betrekken bij het verzamelen van data. Voorbeelden hiervan zijn programma’s zoals Reef Check en de Atlantic and Gulf Rapid Reef Assessment (AGRRA), die gericht zijn op het bieden van snelle en praktische indicaties van de gezondheid van koraalriffen. Ondanks kritiek op de datadichtheid van sommige methoden, zoals Reef Check, bieden ze een waardevolle aanvulling doordat ze een brede dekking en een grotere frequentie van monitoring mogelijk maken.

De technologische vooruitgang in onderwaterfotografie en video heeft een grote impact gehad op de manier waarop riffen worden bestudeerd. Waar vroeger onderwatercamera’s beperkt waren in het aantal foto’s en van matige kwaliteit, maken moderne digitale camera’s het mogelijk om honderden tot duizenden beelden te maken tijdens één duik. Dit stelt onderzoekers in staat om gedetailleerde foto-quadraten te verzamelen die nauwkeurige identificatie van koraalsoorten en andere organismen op soortniveau mogelijk maken. Video-opnames worden steeds vaker gebruikt om continue beelden van transecten vast te leggen, maar de bewegingsonscherpte en lagere resolutie maken deze beelden minder geschikt voor gedetailleerde soortidentificatie.

Een recente ontwikkeling is het gebruik van fotogrammetrie en het samenstellen van fotomosaïeken, waarmee gedetailleerde en grootschalige ruimtelijke analyses van rifstructuren mogelijk worden. Door deze beelden te koppelen aan luchtbeelden van drones of vliegtuigen, ontstaat een geïntegreerd beeld van het rifecosysteem in verschillende schalen. Innovatieve methodes, zoals het combineren van dronebeelden met kleurinformatie en deep learning algoritmen, bieden nu de mogelijkheid om 3D-modellen van koraalriffen te maken die inzicht geven in de complexiteit en conditie van het habitat over duizenden meters. Deze technieken verbeteren niet alleen het begrip van de toestand van de riffen, maar zijn ook kosteneffectief en toepasbaar voor conservatie en beheer.

Burgerwetenschap speelt een steeds grotere rol in het verzamelen van data over riforganismen. Grote ongewervelde dieren en vissen kunnen met een redelijke mate van zekerheid worden geïdentificeerd door zowel ervaren wetenschappers als goed getrainde vrijwilligers. Methoden zoals manta board surveys waarbij deelnemers snel over de riffen worden voortgetrokken, maken het mogelijk om een brede variëteit aan levensvormen te documenteren, inclusief verschillende morfologische typen harde koralen. Deze participatieve aanpak vergroot de dataverzameling en stimuleert betrokkenheid van lokale gemeenschappen en liefhebbers, wat cruciaal is voor langdurige monitoring en behoud.

Naast de technische en methodologische aspecten van rifmonitoring is het belangrijk te beseffen dat het succes van deze inspanningen afhankelijk is van de integratie van meerdere disciplines en betrokken actoren. Ecologische kennis, technologische innovaties, maatschappelijke participatie en beleidsmatige ondersteuning moeten samengaan om effectieve bescherming en duurzaam beheer van koraalriffen te realiseren. Daarnaast vraagt het interpreteren van de verzamelde data om een genuanceerd begrip van de dynamiek van rifecosystemen en de onderliggende oorzaken van veranderingen, wat essentieel is om passende beheersmaatregelen te kunnen formuleren.