De technologische vooruitgang heeft de onderwijswereld in de afgelopen decennia enorm veranderd, maar tegelijkertijd heeft het nieuwe uitdagingen gecreëerd die de manier waarop we leren en lesgeven fundamenteel kunnen beïnvloeden. De grootste bedreigingen voor de integriteit van het onderwijs komen steeds vaker van generatieve AI, die de scheidslijnen tussen authentieke en gegenereerde kennis vervaagt. Dit stelt onderwijzers en instellingen voor de taak om niet alleen technologie effectief in te zetten, maar ook de betrouwbaarheid en eerlijkheid van academische prestaties te waarborgen.

De gevolgen van generatieve AI in het onderwijs zijn verstrekkend. Van essays tot programmering, AI-systemen kunnen nu content genereren die bijna niet te onderscheiden is van werk dat door studenten zelf is geproduceerd. Dit kan de integriteit van academische beoordelingen ernstig ondermijnen, wat de manier waarop we onderwijs evalueren en studenten beoordelen in twijfel trekt. Het vereist nieuwe benaderingen van het onderwijsproces, waarbij de nadruk niet alleen ligt op de inhoud die wordt geleerd, maar ook op de ontwikkeling van kritische denkvaardigheden die studenten in staat stellen om informatie te evalueren en zinvol toe te passen.

Tegelijkertijd heeft technologie het onderwijs toegankelijker gemaakt voor miljoenen mensen wereldwijd. Online leren, massive open online courses (MOOCs), en digitale tools hebben het mogelijk gemaakt om lesmateriaal op grote schaal te verspreiden, waardoor barrières zoals geografie of beperkte middelen minder invloed hebben op de toegang tot onderwijs. Echter, door deze massificatie kunnen bepaalde aspecten van de onderwijservaring verloren gaan, zoals de persoonlijke interactie tussen docent en student, of de mogelijkheid voor gedetailleerde en diepgaande feedback op het werk van een student. De uitdaging voor onderwijsinstellingen is om deze massificatie te behouden, terwijl ze tegelijkertijd zorgen voor een gepersonaliseerde en betekenisvolle leerervaring voor elke student.

In dit licht is de vraag of technologie de centrale rol in het onderwijs moet blijven spelen, of dat we bepaalde aspecten van technologie zouden moeten terugschroeven om de onderwijservaring te verbeteren. De nadruk zou moeten liggen op het bereiken van leerresultaten die gericht zijn op de ontwikkeling van de student, in plaats van op het simpelweg toepassen van technologie voor de technologie. Het ontwikkelen van kritische denkvaardigheden, nieuwsgierigheid en de mogelijkheid om complexe problemen op te lossen, blijft de ultieme doelstelling van het onderwijs, ongeacht de technologische tools die beschikbaar zijn.

In dit proces moet het beschermen van academische integriteit en de privacy van studenten een topprioriteit zijn. Technologieën zoals online toezicht tijdens examens en AI-aangedreven hulpmiddelen voor plagiëdetectie zijn noodzakelijk, maar ze moeten op een ethisch verantwoorde manier worden geïmplementeerd. Het gebruik van dergelijke technologieën moet altijd in lijn zijn met de kernwaarden van het onderwijs, waarbij het beschermen van de rechten van de studenten en het bevorderen van een eerlijke leeromgeving centraal staat.

Terwijl technologie blijft evolueren, is het van cruciaal belang dat onderwijsinstellingen flexibel blijven en zich aanpassen aan de veranderingen. Dit betekent niet alleen dat ze moeten investeren in technologische infrastructuur, maar ook dat ze moeten zorgen voor de training en ondersteuning van docenten en studenten in het effectief gebruiken van deze nieuwe middelen. Docenten moeten goed uitgerust zijn om technologie in hun onderwijspraktijken te integreren en om studenten te begeleiden in het ontwikkelen van de nodige vaardigheden om kritisch met technologie om te gaan.

Daarnaast is het belangrijk om te erkennen dat technologie niet de eindoplossing is voor alle onderwijsvraagstukken. Technologie is slechts een hulpmiddel, een middel om het grotere doel van onderwijs te ondersteunen: het ontwikkelen van goed geïnformeerde, kritische en reflecterende burgers. Net zoals een vlucht simulatieprogramma slechts een hulpmiddel is voor het leren van piloten, zo is technologie slechts een middel voor het ontwikkelen van de geesten van de studenten die de toekomstige wereld zullen vormgeven.

Wat we verder moeten begrijpen, is dat de integratie van technologie in het onderwijs niet automatisch leidt tot verbeterde leerresultaten. Het is van essentieel belang dat de implementatie van technologie weloverwogen en doelgericht gebeurt. Technologie moet geen vervanging zijn voor de menselijke interactie en de waarde van traditionele onderwijsmethoden, maar eerder een aanvulling die het leren verdiept. Educatieve technologie moet de nieuwsgierigheid van de studenten aansteken, hun vermogen tot kritisch denken versterken en hen voorbereiden op de uitdagingen van de toekomst.

De toekomst van onderwijs ligt in het vinden van de juiste balans tussen technologie en traditionele onderwijsmethoden, en het garanderen dat beide elkaar versterken. We moeten leren van de successen van technologie in andere domeinen en deze kennis toepassen in het onderwijs, terwijl we tegelijkertijd de humanistische waarden die ten grondslag liggen aan de onderwijservaring niet uit het oog verliezen. Dit zal niet alleen de effectiviteit van het onderwijs verbeteren, maar ook de integriteit en de ethische verantwoordelijkheid waarborgen in een steeds meer technologische wereld.

Hoe een gradatietree te interpreteren: Theorie en toepassing

In de wiskundige en logische context van gradatietrees, speelt de manier waarop we de elementen van een tree ordenen en deze met elkaar verbinden een cruciale rol. De notaties die worden gebruikt in dit gebied zijn van groot belang om de logica achter de hiërarchieën en volgordes van elementen binnen een systeem duidelijk te maken. Een gradatietree, gedefinieerd in de Notatie 22, is een wiskundige structuur die kan worden gezien als een set waarvan de leden overeenkomen met de rode en blauwe stippen die in de diagrammen worden afgebeeld. Deze set heeft een strikt ordeningssysteem dat vaak van belang is voor het bepalen van relaties tussen de verschillende leden van de boom.

De gradatietree T heeft een standaardenumeratie, aangeduid als ρT, die elk element i in de domein van ρT toewijst aan het i-de lid van T volgens een strikt ordeningssysteem, zoals gedefinieerd in Lemma 21. Soms wordt aangenomen dat het domein van ρT de waarden {0, ..., |T|} bevat, in welk geval ρT(0) gelijk is aan 0. Dit speelt een belangrijke rol in de interpretatie van de volgordes en de manier waarop elementen van de boom zich tot elkaar verhouden. De standaardenumeratie biedt een hulpmiddel om de volgorde van elementen te begrijpen en kan in veel gevallen dienen om de hiërarchieën die de structuur van de gradatietree bepalen, te verduidelijken.

In het kader van de gradatietree kunnen we verschillende gevallen onderscheiden, zoals het geval waarin een element σ van de boom een bepaald type volgorde volgt, zoals gedefinieerd in Lemma 27. Dit lemma beschrijft hoe we de volgorde van verschillende elementen kunnen bepalen afhankelijk van de vormen van σ en τ, twee leden van de boom. Bijvoorbeeld, als σ de vorm heeft van τ · (∧,v) · τ′, dan geldt σ ≤ τ, wat betekent dat σ een lagere rang heeft dan τ. Dit soort regels is van fundamenteel belang om te begrijpen hoe de gradatietree functioneert, en kan worden toegepast bij de classificatie van elementen in diverse logische systemen.

Bij de toepassing van een gradatietree in de context van modellen en embeddings, zoals beschreven in Propositie 28, moeten we rekening houden met de manier waarop de elementen van de gradatietree geordend worden. Als i ≤ j, dan geldt dat ρT(i) ≤ ρT(j), wat betekent dat de volgorde van de elementen consistent is met het strikte ordeningssysteem. Dit helpt om de interne structuur van het model te begrijpen en te bepalen hoe verschillende elementen zich tot elkaar verhouden in termen van hun rang of hiërarchie.

Een ander belangrijk aspect van gradatietrees is hun toepassing in gradatienetwerken, zoals geïllustreerd in de eigenschappen van gradatiegrafen in Eigenschap 31. Hier wordt beschreven hoe een gradatienetwerk kan worden gecreëerd door twee verschillende ordeningen te definiëren, wat resulteert in twee unieke gradatiebomen die dezelfde set van elementen bevatten, maar op verschillende manieren zijn georganiseerd. Dit toont aan dat de manier waarop we de structuur van een gradatietree definiëren, een belangrijke invloed heeft op de resultaten die we uit de boom kunnen afleiden, en dat verschillende ordeningen leiden tot verschillende inzichten in de onderliggende relaties.

Wanneer we verder gaan in de analyse van gradatietrees, zoals te zien is in de Beweringen 32 en 34, wordt het duidelijk dat de standaardenumeratie en de volgorderegels helpen bij het bepalen van de volgorde van de elementen binnen een grotere structuur. Propositie 32 legt uit hoe de volgorde van elementen in een gradatietree kan worden bepaald, afhankelijk van de aard van de sequentie die we onderzoeken. In sommige gevallen kunnen we een lange volgorde van (∧,v)- en (∨,v)-parken vinden die samen een hiërarchie van elementen binnen de boom creëren, waarbij de rang van een element kan worden vastgesteld door de lengte en de structuur van deze volgorde.

Bij het werken met M-embedding en gradatietrees, zoals beschreven in de laatste secties, komt het concept van minimale elementen en de bijbehorende M-waarden naar voren. Wanneer we een interpretatie M, een M-embedding E en een E-gradatietree T hebben, kunnen we de unieke elementen σ binnen de boom identificeren die voldoen aan bepaalde voorwaarden, zoals het behoren tot een specifiek M-waarde. Dit speelt een belangrijke rol in de toepassing van gradatietrees in classificatiesystemen en besluitvorming, waar de keuze van het juiste element gebaseerd is op de volgorde en structuur van de boom.

Het is van belang voor de lezer om te begrijpen dat de gradatietree niet enkel een abstracte wiskundige structuur is, maar een krachtig hulpmiddel in diverse toepassingen van de wiskunde en logica. Het biedt een gestandaardiseerde manier om relaties en hiërarchieën te modelleren, en kan worden gebruikt om complexere systemen van kennis of gegevens te ordenen. Het begrijpen van de regels die de volgorde en hiërarchie binnen de tree bepalen, evenals de interacties tussen de elementen van de boom, is essentieel voor een diepgaand begrip van de onderliggende logica.

Welke ethische principes moeten we toepassen bij de ontwikkeling van kunstmatige intelligentie?

We kunnen veel leren van andere (oudere) technologieën. Kunstmatige intelligentie (AI) is immers niet de eerste technologie die ons leven beïnvloedt, en elke technologie die we hebben uitgevonden heeft ethische vraagstukken met zich meegebracht. Een gebied waar we ons veel zorgen hebben gemaakt over de impact van nieuwe technologieën op het leven van mensen, is de geneeskunde. Het is dan ook niet verwonderlijk dat ethiek een belangrijke rol speelt in de geneeskunde, aangezien artsen vaak te maken hebben met levens- of doodsituaties. Als resultaat daarvan heeft de geneeskunde goed ontwikkelde ethische principes die bepalen hoe technologie ons leven beïnvloedt. Als we de lastige kwestie van machine-autonomie even terzijde schuiven, lijkt de geneeskunde een adequaat ethisch kader te bieden voor de ontwikkeling van kunstmatige intelligentie.

Er zijn vier kernprincipes die de geneeskunde in de afgelopen twee millennia heeft ontwikkeld en die als richtlijn dienen voor medische praktijk. De eerste twee principes die vaak worden overwogen in de medische ethiek zijn weldoen (beneficence) en niet-schaden (non-maleficence). Deze principes zijn nauw met elkaar verbonden. Weldoen betekent ‘goed doen’, terwijl niet-schaden betekent ‘geen schade toebrengen’. Weldoen gaat over het afwegen van de voordelen van een behandeling tegen de risico's en kosten die ermee gepaard gaan. Een medische ingreep die netto voordeel oplevert, wordt als ethisch beschouwd. Niet-schaden betekent daarentegen dat schade vermeden moet worden. Uiteraard kan schade niet altijd volledig worden voorkomen, maar de mogelijke schade moet in verhouding staan tot de mogelijke voordelen. Veel van de AI-principes die bijvoorbeeld door Google of het Amerikaanse ministerie van Defensie (DoD) worden voorgesteld, volgen feitelijk uit het waarborgen van weldoen en niet-schaden. Zo is het noodzakelijk om AI-systemen te bouwen en te testen op veiligheid om te voorkomen dat ze onnodige schade veroorzaken. Inbreuk op de privacy is een veelvoorkomende schade die AI mogelijk zou kunnen faciliteren. En het vasthouden aan het idee dat AI-systemen maatschappelijk nuttig moeten zijn, volgt eveneens uit het principe van weldoen.

Het derde principe in de medische ethiek is autonomie. Dit vereist van medische beoefenaars dat zij het recht van mensen respecteren om geïnformeerde beslissingen te nemen over hun eigen medische zorg. Toestemming van de patiënt is essentieel voordat een medische behandeling kan plaatsvinden. Patiënten moeten de risico's en voordelen volledig begrijpen en vrij zijn van dwang bij het nemen van beslissingen. Opnieuw volgen veel van de AI-principes die door Google worden voorgesteld, uit het respect voor de autonomie van de mens wanneer hij interactie heeft met een AI-systeem. Menselijke verantwoordelijkheid, bijvoorbeeld, volgt uit het respect voor menselijke autonomie. Andere ethische principes zoals transparantie maken het mogelijk dat autonomie wordt gewaarborgd. Het respect voor menselijke autonomie verklaart ook waarom misleidende AI-systemen vermeden moeten worden.

Het vierde en laatste principe dat vaak wordt besproken in de medische ethiek, is gerechtigheid. Dit principe verplicht ons om voordelen, risico's, kosten en middelen eerlijk te verdelen. In het bijzonder vereist het principe van gerechtigheid dat de lasten en voordelen van nieuwe medische behandelingen gelijkmatig over alle groepen in de samenleving worden verdeeld. Ook hier volgen veel voorgestelde AI-principes uit de zoektocht naar gerechtigheid. Gerechtigheid vereist bijvoorbeeld dat AI-systemen geen onterecht vooroordeel creëren of versterken. AI-systemen moeten ook transparant zijn en uitleg geven zodat gerechtigheid zichtbaar kan worden bereikt.

Het is belangrijk te beseffen dat AI niet hetzelfde is als de geneeskunde. De vier ethische principes die in de geneeskunde worden gehanteerd, bieden een goed startpunt, maar vormen lang niet het volledige plaatje voor de ontwikkeling van kunstmatige intelligentie. In tegenstelling tot de geneeskunde heeft AI niet de gemeenschappelijke doelen en fiduciaire verantwoordelijkheden die kenmerkend zijn voor de medische wereld. AI mist ook de lange, rijke professionele geschiedenis en normen die in de geneeskunde bestaan, welke zorgen voor de handhaving van deze ethische standaarden. Bovendien heeft AI niet de robuuste juridische en professionele structuren die de geneeskunde wel kent, wat de verantwoording binnen AI-systemen in twijfel kan trekken.

Een ander belangrijk punt om te overwegen is of we AI wel zouden moeten gebruiken. Nadat we hebben besloten AI te gebruiken, kunnen we principes zoals weldoen, niet-schaden, autonomie en gerechtigheid gebruiken om de verantwoorde inzet ervan te begeleiden. Echter, de fundamentele vraag of AI überhaupt gebruikt zou moeten worden, blijft vaak onbeantwoord. Neem bijvoorbeeld de zaak van fysiognomie in 2018, waar onderzoekers beweerden dat gezichtsherkenningssoftware de seksualiteit van een persoon kon voorspellen op basis van slechts één afbeelding van het gezicht. Dergelijke technologieën kunnen angstaanjagende gevolgen hebben, of ze nu werken of niet. In landen waar homoseksualiteit nog steeds illegaal is, zoals in Afghanistan of Saoedi-Arabië, kan zo'n technologie worden ingezet om mensen te vervolgen. Dit roept de vraag op: wat is het goede doel van een technologie die de seksualiteit van iemand kan voorspellen op basis van hun gezicht? Het is moeilijk voor te stellen dat dergelijke software op een positieve manier kan worden toegepast, en de bezorgdheid over het publieke gebruik van zulke technologieën is gerechtvaardigd.

Het ethische vraagstuk over het gebruik van AI beperkt zich dus niet alleen tot de toepassing ervan in medische contexten, maar strekt zich uit tot de bredere vraag of AI überhaupt inzetbaar moet zijn in de samenleving. In sommige gevallen kan technologie, hoe geavanceerd ook, schadelijker blijken dan de mogelijke voordelen rechtvaardigen. Het belang van preventieve maatregelen en wetgeving tegen misbruik van AI wordt dan ook steeds duidelijker.