In de jaren zestig begonnen visionaire denkers als René Dubos en George Engel een sluimerende verschuiving binnen de geneeskunde te benoemen. Zij merkten op hoe de biomedische wetenschap zich geleidelijk verwijderde van de universele principes die eeuwenlang de kern van medische zorg hadden gevormd. In plaats van aandacht te schenken aan de unieke omstandigheden van iedere patiënt, transformeerde de geneeskunde tot een systeem dat steeds meer werd gedomineerd door technologie, standaardisering en reductie. Dit was geen neutrale evolutie, maar een diepgaande verandering in hoe ziekte en gezondheid begrepen werden – en in wie de macht had om daarover te oordelen.
Dubos, met zijn diep ecologische visie op gezondheid, en Engel, met zijn baanbrekende biopsychosociale model, pleitten voor een herwaardering van de mens in zijn totaliteit. Zij zagen gezondheid niet als de afwezigheid van ziekte, maar als een dynamisch evenwicht tussen biologische, psychologische en sociale factoren. Toch klonken hun waarschuwingen aanvankelijk zacht. In het decennium dat volgde, werden hun ideeën echter opgepakt – en soms radicaal uitvergroot – door een nieuwe generatie critici.
Ivan Illich, Rick Carlson en Richard Taylor zetten in de jaren zeventig een frontale aanval in op het gezag van de biomedische orthodoxie. Hun boeken Medical Nemesis, The End of Medicine en Medicine Out of Control waren geen academische kritieken in klassieke zin; het waren vlammende, filosofisch geladen manifesten tegen een medisch systeem dat, naar hun zeggen, zijn belofte had verraden. Niet langer was geneeskunde een bevrijdende kracht, maar een controlemechanisme – een technologisch, bureaucratisch en ideologisch netwerk dat de mens reduceerde tot object van medische interventie.
Hun kritiek viel niet in een vacuüm. In brede lagen van de bevolking begon een groeiende onvrede zichtbaar te worden over de koude, afstandelijke en gestandaardiseerde aanpak van de reguliere gezondheidszorg. Alternatieve geneeswijzen, lange tijd gemarginaliseerd, vonden opnieuw een publiek. Niet alleen vanwege ideologie, maar omdat patiënten er daadwerkelijke verlichting in vonden – fysiek, emotioneel en existentieel.
De opkomst van de zogenaamde complementaire en alternatieve geneeskunde (CAM) markeerde een diepe culturele wending. Enerzijds weerspiegelde het de zoektocht naar zingeving, verbinding en holistische zorg. Anderzijds legde het een fundamentele crisis binnen de biomedische benadering bloot: de onmacht om chronisch lijden, subjectieve ervaring en existentiële nood op bevredigende wijze te adresseren.
Het ging de critici niet alleen om behandelingsmethoden, maar om de kern van de medische epistemologie. Wat telt als kennis? Wie heeft het recht om te definiëren wat gezondheid is? Hoe verhoudt het lichaam zich tot de geest, de omgeving en de samenleving? Dubos was hierin een pionier: hij voorzag reeds decennia geleden dat de mens in een ecologisch web van relaties leeft, waarin interne microbiële evenwichten net zo bepalend zijn voor gezondheid als externe milieufactoren. Engel voegde daaraan toe dat ziekte geen louter biologisch incident is, maar een ervaring die wordt gevormd door psychologische, sociale en culturele contexten.
De biomedische wetenschap, met haar obsessie voor objectieve metingen en causaal reductionisme, werd steeds meer een gesloten systeem. Ze negeerde niet alleen de complexiteit van het menselijk bestaan, maar produceerde – zo betoogde Illich – zelfs iatrogene ziekten: aandoeningen die direct voortvloeiden uit medische interventies. Zijn stelling dat de geneeskunde zelf een bedreiging voor de gezondheid was geworden, sloeg in als een bom – maar vond weerklank bij velen die zich vervreemd voelden van de medische praktijk.
Wat in deze ontwikkeling opvalt, is de spanning tussen twee tegengestelde paradigma’s: het technowetenschappelijke model dat streeft naar controle, beheersing en standaardisatie, versus een relationeel model dat gezondheid ziet als proces, ervaring en contextueel evenwicht. Deze spanning is tot op de dag van vandaag niet opgelost. Integendeel, ze is alleen maar scherper geworden in een tijd van chronische ziekten, polyfarmacie en overbelaste zorgsystemen.
Het is essentieel om te erkennen dat de geneeskunde niet alleen een wetenschappelijke discipline is, maar ook een culturele praktijk. Ze vormt, structureert en legitimeert ideeën over het lichaam, lijden en genezing. In die zin is elke verschuiving binnen de geneeskunde tevens een verschuiving in wereldbeeld. De terugkeer van holistische benaderingen is geen nostalgische beweging, maar een poging om opnieuw betekenis te geven aan wat het betekent om mens te zijn binnen de context van ziekte en zorg.
Wat hierbij cruciaal is, is het besef dat gezondheid niet kan worden gereduceerd tot biologische parameters alleen. Het vereist een integratie van kennisdomeinen, een openheid voor pluraliteit van benaderingen, en bovenal een herstel van het dialogisch karakter van de zorgrelatie. In plaats van de patiënt te behandelen als een defect systeem dat moet worden gerepareerd, vraagt de tijd om een benadering waarin de mens als geheel – met zijn geschiedenis, waarden en leefwereld – weer centraal komt te staan.
Waarom wordt de kloof tussen biomedische technologie en menselijke zorg steeds groter?
In de moderne geneeskunde staat technologie centraal. Diagnostiek, chirurgie en farmacologie vormen de kern van biomedische praktijken, die sinds de hervormingen van Flexner in het begin van de twintigste eeuw steeds technischer zijn geworden. Deze nadruk op technische perfectie is echter niet zonder gevolgen voor het menselijke aspect van geneeskunde. Zoals Edmund Pellegrino in de jaren zeventig opmerkte, ervaren veel patiënten een dissonantie tussen de technische rol van de arts en de vroeger inherent hiërarchische, bijna rituele, menselijke betrokkenheid. Pellegrino erkende dat het misschien onmogelijk is om deze twee functies – de strenge technicus en de empathische genezer – weer te verenigen.
Binnen dit kader lijkt biomedicine zich te hebben opgedeeld in een ‘harde’ technische tak, gezien als het domein van de ‘echte’ artsen, en een ‘zachte’, intuïtieve kant, die meer aan niet-medische therapeuten wordt toebedeeld. Pellegrino stelt zelfs voor dat de persoonlijke, ondersteunende taken beter kunnen worden uitgevoerd door familie, vrienden of door een nieuwe groep niet-technisch opgeleide therapeuten. Dit impliceert een verschuiving waarbij biomedicine zich beperkt tot aandoeningen die vatbaar zijn voor specifieke therapieën, en het bredere menselijke aspect van ziekte en zorg wordt overgelaten aan anderen.
Deze opvatting is echter niet onomstreden. Vanuit de biomedische ethiek pleit David Greaves voor een harmonisatie van techniek en menselijkheid, in plaats van een radicale scheiding. Hij benadrukt dat het hele wezen van de patiënt betrokken is bij het genezingsproces, zeker bij complexe of chronische aandoeningen. Het vermogen van artsen om met angsten en onzekerheden van patiënten om te gaan, is niet slechts bijzaak, maar integraal onderdeel van het genezingsproces en de menselijke kern van de geneeskunde.
Pellegrino zag aanvankelijk een rol weggelegd voor complementaire geneeskunde bij patiënten met aandoeningen die niet door specifieke therapieën te behandelen zijn, zoals ouderdomsgebonden klachten en ziekten van de beschaving. Toch verwierp hij later dit idee, waarbij hij complementaire praktijken zoals chiropractie, naturopathie en acupunctuur op dezelfde lijst zette als onwetenschappelijke methoden als astrologie en psychosurgie, wat de plek van complementaire geneeskunde binnen de medische professie lijkt te ontkennen.
De uitdaging is dan ook om deze kloof tussen de ‘technische’ en ‘menselijke’ dimensies van geneeskunde te overbruggen. Dit vereist geen verdere splitsing van taken, maar een herintegratie van empathie, menselijkheid en persoonlijke betrokkenheid in de medische opleiding en praktijk. Volgens Greaves is dit geen kwestie van slechts wat vakken toevoegen aan het curriculum, maar een fundamentele verandering van de cultuur binnen de geneeskunde.
De arts staat voor een voortdurende paradox: hoe balanceer je de rol van technicus en wetenschapper met die van empathische kunstenaar? Hoe verenig je het reductionistische denken met een holistische benadering? De oplossing ligt niet in het beperken van de rol van geneeskunde tot haar technische mogelijkheden, maar in het verbreden van het perspectief en het behouden van verantwoordelijkheid voor patiënten, ook wanneer conventionele methoden falen.
In dit licht kunnen complementaire methoden, met hun holistische en patiëntgerichte aanpak, een waardevolle aanvulling vormen op de biomedische praktijk. Zij bieden ondersteuning waar de harde wetenschap tekortschiet, door de mens in zijn geheel te zien en de healing experience te verrijken.
In de jaren tachtig begonnen enkele Noord-Amerikaanse artsen, zoals Larry Dossey, de beperkingen van het materialistische en reductionistische wereldbeeld van biomedicine ter discussie te stellen. Dossey omarmde fenomenen als intercessory prayer, non-dualiteit en niet-lokale bewustzijnsvormen, die volgens hem een plaats verdienen in het genezingsproces. Op basis van wetenschappelijke studies beschouwde hij gebed zelfs als een ethische plicht voor artsen. Hoewel zijn ideeën geen revolutie veroorzaakten binnen de medische wereld, tonen zij een groeiende belangstelling voor de integratie van het spirituele en het onzichtbare in medische zorg.
De geschiedenis leert ons dat het veranderen van diepgewortelde medische paradigma’s buitengewoon moeilijk is. Toch wijzen deze ontwikkelingen op een groeiende erkenning dat geneeskunde meer is dan een technische aangelegenheid. Een integrale visie, waarin wetenschap en menselijkheid elkaar wederzijds versterken, lijkt onmisbaar voor de toekomst van gezondheidszorg.
Naast de gegeven inzichten is het cruciaal voor de lezer om te beseffen dat de spanning tussen technologie en menselijkheid niet eenvoudig op te lossen is door nieuwe methoden of therapieën alleen. Het vraagt om een fundamentele herbezinning op wat het betekent om arts te zijn, waarbij technologische vooruitgang hand in hand gaat met de herwaardering van empathie, ethiek en de relatie tussen arts en patiënt. Deze herintegratie is essentieel om geneeskunde weer hoopvol en helend te maken voor iedereen, ongeacht de aard van hun aandoening.
Hoe Holistische Geneeskunde de Fysiologie en Context van Gezondheid Beïnvloedt
Hoewel de fysiologische, histologische en biochemische veranderingen in het lichaam geïdentificeerd kunnen worden door testprocedures, blijft de gezondheid van patiënten beïnvloed door hun geest en emoties, omgevingsomstandigheden, sociale en economische druk, spirituele invloeden en zelfs kosmische cycli. Terwijl reductionistische methoden van diagnose en behandeling hun vaste plaats in de medische praktijk hebben verworven, blijft de meer holistische benadering, die typisch is voor complementaire geneeskunde, nog grotendeels buiten het officiële medische model staan.
In de oosterse geneeskundesystemen, zoals de traditionele Chinese geneeskunde en Ayurveda, worden diagnoses voornamelijk gesteld door het zorgvuldig lezen van de pols en het observeren van kenmerken zoals de uitstraling van de patiënt, de toon van hun stem, lichaamstaal en houding. Deze benaderingen gaan uit van het bestaan van energiestromen die binnen en rond het lichaam circuleren. In de traditionele Chinese geneeskunde worden deze energiestromen beïnvloed door technieken zoals acupunctuur, waarbij fijne roestvrijstalen naalden in het lichaam worden ingebracht om de energieën te activeren of te kalmeren. Ook veranderingen in dieet, fysieke activiteiten en ademhalingsoefeningen kunnen worden voorgeschreven. Ayurvedische geneeskunde volgt een vergelijkbare benadering, waarbij kruiden worden gekozen op basis van hun energetische eigenschappen, zoals warmte, kou, vochtigheid of droogte, in plaats van hun farmacologische werkzame stoffen.
De therapeutische doelstelling van zowel de traditionele Chinese geneeskunde als Ayurveda is het hersteken van de balans en harmonie in de energieën van het lichaam, wat hun functies ten goede komt. Deze benaderingen weerspiegelen een fundament van geneeskunde dat de integratie van de fysieke, mentale en energetische aspecten van de patiënt erkent, in tegenstelling tot de focus van de westerse geneeskunde op het mechanisch isoleren van lichaamsfuncties.
Het mechanistische wereldbeeld dat door René Descartes werd gepromoot, heeft de westerse geneeskunde diep beïnvloed. Descartes beschouwde het lichaam als een machine, een op zichzelf staand mechanisme dat volledig begrepen kan worden door naar de individuele onderdelen te kijken. Dit reductionistische perspectief, dat de complexiteit van het menselijk lichaam probeert te verklaren door zijn samenstellende delen te analyseren, heeft de basis gevormd voor veel van de huidige medische praktijken. In de westerse geneeskunde ligt de nadruk dan ook vaak op het meten en begrijpen van de fysieke componenten van het lichaam, zoals moleculaire processen en organen, zonder voldoende rekening te houden met de bredere context van het lichaam binnen zijn omgeving en relaties.
Hoewel de principes van de westerse geneeskunde buitengewoon krachtig zijn gebleken voor het begrijpen van de fysieke processen van het lichaam, is het mechanistische model nooit in staat geweest om het lichaam in zijn geheel te begrijpen, noch de invloed van de context, relaties en energetische elementen die het functioneren van het lichaam beïnvloeden. Dit is waar complementaire geneeskunde vaak een aanvulling biedt, doordat het een meer holistische benadering hanteert die probeert om de patiënt in zijn geheel te behandelen – geest, lichaam en energie.
In de afgelopen decennia is er in het Westen een enorme culturele verschuiving plaatsgevonden, waarbij veel mensen de voorkeur gaven aan de holistische benaderingen van complementaire geneeskunde boven de gevestigde westerse medische modellen. Dit kan deels te maken hebben met de groeiende bezorgdheid over de gevolgen van farmacologische behandelingen, maar ook met een toenemend besef dat gezondheid meer is dan de afwezigheid van ziekte. Het besef dat levensstijl, voeding, stress en zelfs spirituele praktijken invloed kunnen hebben op het vermogen van het lichaam om ziekte te weerstaan en te herstellen, heeft veel mensen ertoe gebracht om alternatieve therapieën te overwegen.
Complementaire geneeskunde biedt therapeuten veel meer therapeutische vrijheid dan hun collega’s in de biomedische wetenschap. In plaats van zich alleen te richten op het onderdrukken van symptomen met geneesmiddelen, kijken therapeuten naar het geheel van de patiënt. Ze onderzoeken andere factoren die van invloed kunnen zijn op de gezondheid, zoals dieet, emotionele toestand, en de balans tussen lichaam en geest. Het doel is vaak om de gezondheid van de patiënt op een meer holistische manier te versterken, door niet alleen de symptomen te behandelen, maar ook de onderliggende oorzaken van ziekte aan te pakken.
Een belangrijk aspect van complementaire geneeskunde is het salutogenetische model – het bevorderen van gezondheid in plaats van alleen het behandelen van ziekte. Dit verschilt van de meer reductionistische benadering van de westerse geneeskunde, die zich richt op het elimineren van symptomen en het corrigeren van fysiologische afwijkingen. In plaats van te zoeken naar een specifieke ziekte of disfunctie, richt complementaire geneeskunde zich op het versterken van het algehele welzijn van de patiënt, met als doel het herstel van de balans en het ondersteunen van de zelfgenezende krachten van het lichaam.
Naast de fysieke gezondheid wordt ook steeds meer erkend hoe belangrijk mentale en emotionele welzijn is voor het algehele functioneren van het lichaam. Praktijken zoals meditatie, ademhalingsoefeningen en mindfulness spelen een belangrijke rol in veel holistische benaderingen, aangezien ze kunnen helpen om de geest te kalmeren, stress te verminderen en het algehele energetische evenwicht te herstellen. Dit is een cruciaal aspect dat vaak over het hoofd wordt gezien in de westerse geneeskunde, die zich vaak beperkt tot het behandelen van de fysieke symptomen zonder de bredere context van het individu in overweging te nemen.
De integratie van deze verschillende benaderingen – zowel westerse als complementaire geneeskunde – biedt wellicht de meest complete en effectieve benadering voor het bevorderen van gezondheid. Terwijl de mechanistische en reductionistische benaderingen van de westerse geneeskunde enorme vooruitgangen hebben geboekt in het begrijpen van de fysiek-moleculaire processen van het lichaam, biedt complementaire geneeskunde een bredere, meer holistische benadering die de energieën, relaties en context van de patiënt in aanmerking neemt.
Waarom kiezen mensen voor complementaire en alternatieve geneeswijzen ondanks de dominante biomedische aanpak?
In de hedendaagse medische praktijk ligt de nadruk vaak op de ziekte en de behandeling ervan, terwijl de persoonlijke ervaring van gezondheid en ziekte minder aandacht krijgt. Meredith McGuire’s kwalitatief onderzoek benadrukt juist deze ervaring en onthult waarom patiënten kiezen voor niet-orthodoxe methoden. In tegenstelling tot de standaard klinische trials die zich richten op het effect van specifieke behandelingen, gaat McGuire’s studie dieper in op de beweegredenen van mensen die alternatieve zorgvormen prefereren. Dit onderzoek toont aan dat patiënten verlangen naar een open dialoog, gebaseerd op respect en informatie-uitwisseling, waarbij ook niet-medische alternatieven serieus worden genomen als legitieme opties.
In de jaren negentig onderzocht Kenneth Pelletier samen met zijn collega’s een andere groep: hooggeplaatste professionals binnen de Amerikaanse samenleving die uitzonderlijke gezondheid en productiviteit wisten te behouden. Hun inzichten benadrukken dat persoonlijke moed en doorzettingsvermogen soms belangrijker zijn dan medicatie bij het behouden van gezondheid. Het verrassende aan hun gezondheidsgedrag is dat zij vaak gebruikmaken van complementaire therapieën zoals acupunctuur, massage, homeopathie en vooral mind-body-praktijken zoals meditatie en biofeedback. Dit doorbreekt het traditionele biomedische model dat zich voornamelijk richt op ziektebestrijding en onderstreept het belang van autonomie in gezondheidskeuzes.
In het begin van de jaren 2000 deed Bruce Barrett onderzoek onder beoefenaars van complementaire geneeswijzen, die zich niet zien als opponenten van de biomedische wereld, maar eerder als bruggenbouwers. Hun aanpak richt zich vooral op chronische klachten, waar conventionele geneeskunde vaak tekortschiet. Door hun uitgebreide en onhaaste consulten krijgen zij een diepgaand begrip van de patiënt, wat bijdraagt aan empowerment en zelfredzaamheid. Deze holistische benadering is niet gericht op het vervangen, maar op het aanvullen van biomedische zorg. Barrett’s bevindingen onderstrepen de voordelen van integratie van complementaire methoden in de reguliere gezondheidszorg, met als doel het welzijn van zowel individuele patiënten als de bredere gemeenschap te verbeteren.
Ondanks het ontbreken van formele validatie volgens biomedische standaarden, ervaren veel patiënten en behandelaars van complementaire geneeskunde significante gezondheidswinst. De erkenning hiervan leidde er toe dat de University of Arizona College of Medicine al sinds de jaren zeventig elementen van complementaire zorg in hun curriculum opnam. Deze erkenning markeert een erkenning van de tekortkomingen binnen het biomedische systeem en de noodzaak voor een breder perspectief op gezondheid.
Het is essentieel om te begrijpen dat de populariteit van complementaire geneeswijzen niet louter voortkomt uit ontevredenheid over de reguliere geneeskunde, maar ook uit een zoektocht naar meer holistische, respectvolle en persoonsgerichte benaderingen. De integratie van deze methoden vraagt om een herwaardering van wat gezondheid betekent: niet alleen de afwezigheid van ziekte, maar een dynamische toestand van welzijn waarin lichaam, geest en sociale context met elkaar in balans zijn. Daarnaast moet de patiënt gezien worden als een autonoom individu met een eigen ervaring en kennis over zijn of haar lichaam, niet als een passieve ontvanger van medische interventies. Dit perspectief vereist dat zorgverleners zich openstellen voor een diversiteit aan behandelwijzen en de rol van eigen regie in het herstelproces erkennen.
Wat is de essentie van homeopathie en westerse kruidengeneeskunde in de context van natuurgeneeskunde?
Natuurgeneeskunde streeft ernaar niet alleen het lichaam te behandelen, maar ook de mens als geheel, met een diepgaande erkenning van onze verbondenheid met de natuur. Deze benadering bevordert zelfhelend vermogen door middel van natuurlijke middelen, terughoudende interventies en aanpassingen in levensstijl. Binnen deze context vormen homeopathie en westerse kruidengeneeskunde twee belangrijke pijlers, elk met hun eigen filosofie en praktijk.
Homeopathie, ontstaan in de negentiende eeuw door Samuel Hahnemann, is geworteld in het principe 'similia similibus curentur' – het gelijke geneest het gelijke. Door het toedienen van extreem verdunde stoffen, waarvan vaak geen molecuul van het oorspronkelijke middel meer aanwezig is, beoogt de homeopathie een energetische prikkel te geven die het zelfherstellend vermogen activeert. Deze paradoxale werking, waarin hogere verdunningen als krachtiger worden ervaren, stelt de biomedische wetenschap voor grote conceptuele uitdagingen. De processen van succussie (krachtig schudden) en trituratie (fijnmalen) zijn essentieel bij het potentieren van deze middelen, waarbij de energie of het sjabloon van de oorspronkelijke stof vrijkomt om met de vitale energie van de patiënt in wisselwerking te treden.
Homeopathische consulten zijn doorgaans uitgebreid en intensief, waarbij niet alleen lichamelijke klachten worden onderzocht, maar ook mentale, emotionele, familiale en omgevingsfactoren in kaart worden gebracht. Het selecteren van een passend middel gebeurt op basis van een holistische beoordeling van de patiënt, waarbij zijn of haar unieke symptomatische en constitutionele kenmerken worden meegewogen. Dit benadrukt het narratieve en biografische aspect van de behandeling, wat haaks staat op het reductionistische denken van de conventionele geneeskunde. De erkenning dat biomedische modellen tekortschieten in het omvatten van de spirituele en sociale dimensies van ziekte en gezondheid, onderstreept de integratieve waarde van homeopathie.
Westerse kruidengeneeskunde is een traditie die diepgeworteld is in duizenden jaren van medische ervaring verspreid over Europa, het Middellandse Zeegebied en Amerika. Hoewel deze traditie lange tijd is gemarginaliseerd in het licht van de opkomst van biomedische geneesmiddelen, kent ze een rijkdom aan plantaardige geneesmiddelen die nog steeds worden toegepast. Deze kruiden worden beschreven volgens humorale kwaliteiten zoals warmte, koude, droogte en vochtigheid, waarmee de traditionele Europese geneeskunde gemeenschappelijke wortels deelt met systemen als Ayurveda en de Chinese kruidengeneeskunde.
Recentelijk groeit de wetenschappelijke interesse in de werking van deze planten. Klinische onderzoeken en farmacologische studies valideren steeds meer de effectiviteit van een kern van medicinale planten. Deze ontdekkingen integreren de eeuwenoude kennis met moderne inzichten, zonder de holistische en energetische opvattingen die de traditionele benadering kenmerken te verloochenen.
Het begrijpen van deze geneeswijzen vraagt inzicht in de fundamentele verschillen met de conventionele geneeskunde. Waar biomedische wetenschap gericht is op materia en meetbare farmacologische effecten, opereren homeopathie en kruidengeneeskunde binnen een bredere context waarin het energetische, constitutionele en levensverhaal van de patiënt centraal staan. Deze methoden illustreren een wereldbeeld waarin gezondheid en ziekte worden begrepen als dynamische processen die door de mens in interactie met zijn omgeving worden beïnvloed.
Belangrijk is dat de lezer beseft dat natuurgeneeskundige praktijken zoals homeopathie en kruidengeneeskunde niet slechts alternatieven zijn, maar representanten van een diepere visie op genezing. Zij verbinden het lichamelijke met het mentale en spirituele, het individuele met het universele, en het oude met het nieuwe. Het is een uitnodiging tot een holistisch paradigma, waarin zelfkennis, leefstijl en de subtiele krachten van de natuur samengaan in het proces van herstel.
Wat kan de ontdekking van het Methaan ons leren over de geschiedenis en de toekomst van energie?
Hoe de Merkenstrategie van Trump de Politieke Marketing Transformeerde
Waarom zijn crypto-assets de investering van de toekomst?

Deutsch
Francais
Nederlands
Svenska
Norsk
Dansk
Suomi
Espanol
Italiano
Portugues
Magyar
Polski
Cestina
Русский