In Japan worden causale evaluaties van voedingsfactoren en hun relatie tot kanker continu uitgevoerd op basis van binnenlandse epidemiologische studies. Deze benadering richt zich op gegevens die voortkomen uit cohorten van Japanse bevolking, ondersteund door studies van hoge kwaliteit die de mogelijkheid van toeval, vertekening en confounding uitsluiten. Wanneer een dosis-responsrelatie biologisch verklaarbaar is en voorkomt in een normaal dieet, kan worden gesproken van een causaal verband. Indien het bewijs minder sterk is, wordt de relatie als “waarschijnlijk” of “suggestief” beoordeeld, afhankelijk van de hoeveelheid en consistentie van de data.

Er zijn sterke aanwijzingen dat bepaalde voedingsgewoonten het risico op kanker verhogen. Het is vrijwel zeker dat gezouten voedingsmiddelen bijdragen aan een verhoogd risico op maagkanker. Eveneens is er een duidelijk verband tussen het consumeren van warme dranken en voedsel en het risico op slokdarmkanker. Deze vaststellingen zijn in lijn met internationale evaluaties, maar benadrukken voedingsgewoonten die specifiek zijn voor de Japanse bevolking.

Omgekeerd zijn er voedingsmiddelen waarvan aangetoond is dat zij het risico op bepaalde kankers verminderen. De consumptie van groenten en fruit verlaagt het risico op kankers van de slokdarm, maag en longen. Voedingsvezels zijn geassocieerd met een lager risico op darmkanker, en het drinken van koffie blijkt beschermend te werken tegen lever-, baarmoeder- en darmkanker. Groene thee, sojaproducten en vis (rijk aan omega-3 vetzuren) worden in Japan beschouwd als potentiële beschermende factoren tegen diverse vormen van kanker, met name bij vrouwen.

Op basis van deze bevindingen stelt het Cancer Prevention Research Team van het Nationaal Kankercentrum de volgende voedingsadviezen voor: behoud een gezond lichaamsgewicht, wees fysiek actief, eet een gevarieerd dieet rijk aan volle granen, groenten, fruit en peulvruchten, en beperk de consumptie van bewerkte en rood vlees, suikerhoudende dranken, fastfood en alcohol. Daarnaast wordt afgeraden om supplementen te gebruiken ter preventie van kanker, omdat hiervoor geen overtuigend bewijs bestaat.

Een concreet doel in het Japanse advies is het beperken van zoutinname tot minder dan 7,5 gram per dag voor mannen en 6,5 gram voor vrouwen. Het gebruik van sterk gezouten producten, zoals gezouten vis of zee-egelpasta, wordt aanbevolen tot niet vaker dan eenmaal per week. Daarnaast wordt geadviseerd om geen warme dranken of voedsel te consumeren op temperaturen die de slokdarm kunnen beschadigen. De aanbevolen dagelijkse hoeveelheid groenten en fruit bedraagt circa 400 gram, wat neerkomt op ongeveer vijf kleine kommen groenten en één bord fruit.

Hoewel veel van deze aanbevelingen overeenkomen met internationale richtlijnen, biedt de Japanse evaluatie extra inzicht in de voedingsmiddelen die een grotere rol spelen in het traditionele Japanse eetpatroon. Hierdoor ontstaat een genuanceerder beeld dat rekening houdt met culturele en biologische factoren. Zo zijn isoflavonen uit sojabonen in verband gebracht met een verlaagd risico op borst- en prostaatkanker, terwijl groene thee voo

Hoe de Kwaliteit van Leven en Welzijn de Gezondheid Beïnvloeden: Belangrijke Factoren voor Langdurige Gezondheid

De ontwikkeling van de industriële samenleving heeft geleid tot een overvloed aan consumptiegoederen en een langere levensverwachting, maar het is moeilijk te zeggen of deze vooruitgang ook heeft geleid tot een verbetering van de individuele levenskwaliteit, tevredenheid of geluk. Integendeel, crises zoals de COVID-19-pandemie hebben ons begrip van gezondheid en het doel van het leven grondig veranderd. In plaats van alleen fysieke gezondheid, is het begrip welzijn steeds belangrijker geworden. Welzijn wordt gedefinieerd als een toestand van gezonde en duurzame gelukservaringen, die niet alleen voor individuen belangrijk is, maar ook voor de samenleving als geheel. Het wordt steeds meer erkend dat het verbeteren van het welzijn de kans op het ontwikkelen van leeftijdsgebonden ziekten kan verminderen en de achteruitgang van fysieke functies kan vertragen.

Naast de fysieke gezondheid speelt het mentale welzijn een cruciale rol in het bevorderen van de algehele gezondheid. Welzijn hangt samen met individuele eigenschappen en de sociale en omgevingsfactoren waarin mensen zich bevinden. Het concept van ‘mentaal kapitaal’, een term die voornamelijk door de Amerikaanse zakenwetenschapper Fred Luthans werd geïntroduceerd, verwijst naar de capaciteit van een persoon om duurzaam geluk te bereiken. Mentaal kapitaal bestaat uit vier elementen: hoop, effectiviteit, veerkracht en optimisme, gezamenlijk aangeduid als HERO. Deze vier factoren zijn belangrijk voor het ontwikkelen van welzijn en kunnen helpen om de risico's van het ouder worden te verlagen.

Hoop is de drijfveer achter het stellen van doelen voor de toekomst en het ontwikkelen van de nodige middelen om deze doelen te bereiken. Het creëren van verschillende manieren om een doel te bereiken, bijvoorbeeld door te kiezen uit meerdere opties zoals hardlopen of naar de sportschool gaan, vergroot de kans op succes. Een gevoel van controle over het eigen leven is ook van belang, omdat het vertrouwen geeft dat men positieve veranderingen kan bewerkstelligen.

Effectiviteit, het geloof in de eigen capaciteit om positieve veranderingen te creëren, is een ander essentieel aspect van welzijn. Dit gevoel van effectiviteit wordt vaak versterkt door succesvolle ervaringen. Niet alleen eigen successen, maar ook het zien van anderen die succes behalen, kan het vertrouwen in eigen kunnen vergroten. Bovendien kunnen positieve bevestigingen van anderen, zoals ‘je kunt het’ of ‘je hebt uitstekende resultaten behaald’, bijdragen aan het vergroten van de effectiviteit.

Veerkracht, of het vermogen om zich aan te passen aan moeilijkheden en stressvolle situaties, is eveneens een belangrijke factor in het welzijn. Mensen met een hoge mate van veerkracht kunnen snel herstellen van tegenslagen en sociale schade. Het is bewezen dat veerkracht kan worden versterkt door zowel sociale steun als het leren van mogelijke obstakels in de omgeving en het actief aangaan van uitdagingen. In Okinawa, een van de regio’s met de langste levensverwachting, is het sociale netwerk via het ‘Moai’-systeem van groot belang voor het bevorderen van veerkracht en welzijn.

Optimisme, de overtuiging dat de toekomst positief zal zijn, is ook nauw verbonden met de gezondheid en het verouderingsproces. Studies hebben aangetoond dat mensen met een hoger optimisme een lager risico lopen op hart- en vaatziekten en een langere levensverwachting hebben. Optimisme kan worden bevorderd door een positieve houding tegenover het verleden, door dankbaarheid te tonen voor het huidige moment, en door generositeit richting anderen te ontwikkelen.

De impact van sociale relaties op welzijn is niet te onderschatten. Het is bewezen dat een afname van sociale banden het risico op overlijden verhoogt. In gemeenschappen zoals Ogimi Village, die bekend staat om de lange levensverwachting van haar inwoners, zijn sterke sociale banden essentieel. De kracht van deze relaties wordt zichtbaar in de samenwerking en onderlinge steun, wat bijdraagt aan een beter welzijn. Het vermogen om steun te ontvangen en tegelijkertijd anderen te ondersteunen speelt een sleutelrol in het algehele welzijn van een persoon.

Het is van groot belang om te begrijpen dat welzijn niet slechts een toevallige ervaring is, maar het resultaat van een interactie van persoonlijke eigenschappen, sociale relaties, en de bredere omgeving waarin iemand zich bevindt. De integratie van positieve gewoonten, zoals het stellen van haalbare doelen, het ontwikkelen van sociale netwerken, en het actief bevorderen van veerkracht en optimisme, kan de kwaliteit van leven aanzienlijk verbeteren. Mensen die hun welzijn actief verbeteren, verminderen niet alleen de kans op leeftijdsgebonden ziekten, maar dragen ook bij aan een langere en gezondere levensverwachting.

Hoe het lichaam reageert op obesitas, metabool syndroom en anti-veroudering

Obesitas wordt vaak geassocieerd met verhoogde risico's op diverse gezondheidsproblemen zoals diabetes, hart- en vaatziekten en metabool syndroom. De prevalentiecijfers van hypertensie, hypertriglyceridemie en een lage HDL-cholesterol waarde verdubbelen wanneer de BMI boven de 25 uitkomt. Dit wordt verder versterkt bij een BMI van 27, wat vaak gepaard gaat met glucose-intolerantie. Als onderdeel van een bredere preventieve strategie werden in 2008 zogenaamde 'Metabo checkups' geïntroduceerd, die zich specifiek richten op het monitoren van risicofactoren voor mensen van 40 tot 74 jaar. Toch blijft het aantal mensen dat daadwerkelijk een medische check-up ondergaat relatief laag, met aanzienlijke regionale verschillen in deelname. Het is opmerkelijk dat het aantal mensen met metabool syndroom en obesitas opnieuw toeneemt, vooral in de post-COVID-19 periode.

Met een BMI van 25 of meer wordt men doorgaans als 'overgewicht' beschouwd. Dit is echter niet altijd een indicatie van ongezondheid. Er is een belangrijke nuance tussen zogenaamde 'gezonde obesitas', waar er geen ernstige gezondheidsproblemen optreden ondanks de verhoogde BMI, en 'zieke obesitas', waarbij de ophoping van visceraal vet leidt tot aandoeningen zoals diabetes of hartziekten. Bij sommige mensen met een hoge BMI kan de vetverdeling wel gezond zijn, mits de spiermassa behouden blijft en er geen tekenen van metabool disfunctioneren zijn.

Een belangrijk concept dat is geïntroduceerd, is dat van sarcopenische obesitas, een aandoening die vooral ouderen treft. Hierbij combineert een toename van visceraal vetweefsel zich met een afname van de skeletspiermassa, wat kan leiden tot een verhoogd risico op hart- en vaatziekten, breuken en verlies van mobiliteit. Dit fenomeen is voornamelijk gerelateerd aan een afname van lichamelijke activiteit en hormonale veranderingen, en wordt vaak verergerd door slechte eetgewoonten.

Het is cruciaal om te begrijpen dat niet alleen het totaal aantal lichaamsvetten, maar ook de verdeling ervan een belangrijke rol speelt in de gezondheid. Visceraal vet, dat zich rond de organen bevindt, heeft een veel grotere invloed op de gezondheid dan subcutaan vet. Het draagt bij aan insulineresistentie en verhoogt de ontstekingsniveaus in het lichaam. Dit maakt het een veel ernstigere vorm van obesitas. Toch zijn er aanwijzingen dat zelfs een licht verhoogd BMI in bepaalde gevallen als een beschermend 'metabool reserve' kan fungeren, vooral bij ouderen, waar een zekere mate van extra gewicht helpt tegen de afbraak van spiermassa, frailty en botontkalking.

Uit grote epidemiologische studies blijkt dat voor mensen met type 2 diabetes en een BMI tussen de 25,0 en 29,9, de kans op cardiovasculaire aandoeningen lager is wanneer ze een actieve levensstijl behouden. Dit geldt vooral voor mensen die viscerale vetophoping weten te vermijden en een goede conditie behouden. De zogenaamde 'obesitasparadox' laat zien dat milde obesitas bij sommige mensen, zoals bij degenen met type 2 diabetes, niet noodzakelijk een negatief effect heeft op de levensverwachting, mits er sprake is van een gezond niveau van fysieke activiteit en een gunstige verdeling van lichaamsvet.

Desondanks moet er bij het beoordelen van obesitas niet alleen naar de BMI worden gekeken. Het is van belang om ook de 'kwaliteit van obesitas' te begrijpen, oftewel de rol die verschillende typen vetweefsel spelen in het lichamelijk functioneren. Wanneer men zich enkel richt op het gewicht en niet op de verdeling van vet en de verhouding tussen spier- en vetmassa, kan dit leiden tot misleidende conclusies over de gezondheidstoestand van een persoon.

Sarcopenische obesitas benadrukt de noodzaak van een holistische benadering bij het behandelen van obesitas en metabool syndroom. Bij ouderen moet er meer nadruk komen op het behouden van spiermassa, bijvoorbeeld door middel van krachttraining en een eiwitrijk dieet, om de negatieve effecten van veroudering te mitigeren. Dit geldt vooral voor mensen die al een verhoogd BMI hebben, maar weinig vetophoping in de buikstreek vertonen, wat het risico op hart- en vaatziekten en andere gerelateerde gezondheidsproblemen verhoogt.

Wat verder van belang is om te begrijpen, is dat de vroege signalen van metabool syndroom vaak subtiel kunnen zijn, en dat mensen mogelijk niet meteen merken dat hun gezondheid achteruitgaat. Routine medische controles, waaronder metingen van bloeddruk, cholesterol, bloedsuikerspiegels en andere risicofactoren, kunnen vroegtijdig problemen detecteren, waardoor preventieve maatregelen tijdig genomen kunnen worden. Gezondheidszorgprofessionals moeten dan ook niet alleen focussen op het behandelen van de symptomen, maar ook op het voorkomen van de onderliggende risicofactoren die kunnen leiden tot ernstigere aandoeningen.

Daarnaast dient men zich bewust te zijn van de impact die levensstijlkeuzes hebben op de ontwikkeling van metabool syndroom en obesitas. Gezonde voeding, regelmatige lichaamsbeweging, het beperken van stress en het vermijden van roken zijn allemaal cruciaal om het risico op deze aandoeningen te verkleinen. De focus moet liggen op een geïntegreerde aanpak, waarbij dieet, beweging, stressmanagement en slaap allemaal in balans worden gebracht voor een gezonde, langdurige levensduur.

Hoe beïnvloedt lichaamsbeweging de hersenfunctie en het verouderingsproces?

Lichaamsbeweging heeft bewezen positieve effecten op de hersenfunctie, en recent onderzoek suggereert dat deze effecten niet alleen te maken hebben met fysieke gezondheid, maar ook met het vertragen van veroudering in de hersenen. Het mechanisme achter deze voordelen wordt steeds beter begrepen en omvat een complexe interactie van biologische processen die de hersenfunctie kunnen verbeteren, zelfs bij ouderen of mensen met risicofactoren voor neurologische aandoeningen.

Het is bekend dat lichaamsbeweging de bloedstroom naar de hersenen verhoogt, wat kan leiden tot verbeteringen in de synaptische functie. Dit gebeurt onder meer door een verhoging van neurotrofische factoren zoals de brain-derived neurotrophic factor (BDNF) en de insulin-like growth factor 1 (IGF-1), die essentieel zijn voor het onderhoud en de groei van zenuwcellen. Daarnaast suggereren studies dat bepaalde medicijnen, zoals angiotensine II-receptorblokkers (ARB) en calciumkanaalblokkers (CCB), die vaak worden gebruikt voor het behandelen van hypertensie, ook neuroprotectieve eigenschappen bezitten. Deze medicijnen kunnen helpen bij het verminderen van ontstekingen en het verbeteren van de functie van de neurovasculaire eenheid (NVU), die een cruciale rol speelt in de bescherming van de hersenen tegen schade door veroudering en neurodegeneratieve aandoeningen.

Bijvoorbeeld, in experimentele studies met telmisartan, een ARB, werd gezien dat het de dissociatie van gliacellen en endotheelcellen in de hersenen onderdrukte. Dit wijst op de mogelijkheid dat ARB’s de integriteit van de neurovasculaire eenheid kunnen beschermen tegen de schadelijke effecten van ontstekingen en verhoogde bloeddruk, wat kan helpen bij het voorkomen van verdere schade aan de hersenen. Deze bevindingen suggereren dat het regelmatig gebruik van dergelijke medicijnen, samen met lichaamsbeweging, kan bijdragen aan het behoud van cognitieve functies, met name bij mensen die risico lopen op hersenaandoeningen zoals dementie.

Naast deze fysiologische effecten is er ook steeds meer bewijs dat het combineren van lichaamsbeweging met dieetinterventies gunstig kan zijn voor het voorkomen van neurodegeneratieve ziekten. Het dieet speelt een belangrijke rol in de hersengezondheid; voedingssupplementen die choline, uridine en DHA bevatten, zoals het product Souvenaid®, zijn in gecontroleerde onderzoeken getest en vertonen een verbetering in cognitieve functies. Dit benadrukt de noodzaak van een geïntegreerde benadering van gezondheid, waarin zowel fysieke activiteit als een gezond dieet een cruciale rol spelen in het bevorderen van hersenfunctie en het verminderen van het risico op dementie.

Het is ook belangrijk te realiseren dat hoewel lichaamsbeweging en dieetinterventies veelbelovende resultaten opleveren, de effectiviteit ervan sterk afhankelijk is van de context. Factoren zoals de mate van lichamelijke activiteit, de duur van de interventie en de specifieke gezondheidskenmerken van de individuen spelen een belangrijke rol. Bovendien moet er rekening mee worden gehouden dat niet alle behandelingen even effectief zijn voor iedereen. De wetenschappelijke gemeenschap blijft onderzoeken welke combinatie van factoren het meest effectief is voor het verbeteren van de hersenfunctie en het vertragen van het verouderingsproces.

Het concept van hersenantiaging, ofwel het vertragen van het verouderingsproces van de hersenen, is een complex maar belangrijk onderwerp dat steeds meer aandacht krijgt in de medische wetenschap. Terwijl we verder gaan in het begrijpen van hoe we de hersenfunctie kunnen verbeteren en behouden, wordt het steeds duidelijker dat een holistische benadering van gezondheid, die zowel lichaamsbeweging, voeding als medicatie omvat, essentieel is voor het vertragen van de veroudering van het brein.