Het UNCLOS (United Nations Convention on the Law of the Sea) en het Implementatieakkoord vormen samen het juridische kader voor de regulering van activiteiten in het internationaal zeebodemgebied, ook wel de “Area” genoemd. Hoewel het Implementatieakkoord officieel bedoeld was om delen van Deel XI van UNCLOS aan te passen, wordt het nu beschouwd als een integraal en aanvullend instrument dat met UNCLOS als één geheel moet worden geïnterpreteerd en toegepast. Dit wordt expliciet geregeld in artikelen 1 en 2 van het Implementatieakkoord, waarbij het Implementatieakkoord voorrang heeft bij tegenstrijdigheden met Deel XI.
Het Implementatieakkoord bepaalt dat bepaalde bepalingen van Deel XI en de bijbehorende annexen niet van toepassing zijn, vooral die regels die haaks staan op vrijemarktbeginselen. Zo zijn verplichtingen vervallen zoals het financieren van mijnbouwactiviteiten door staten, het verplichte overdragen van technologie aan de Autoriteit en productiebeperkingen. Daarnaast zijn institutionele aspecten van de Internationale Zeebodemautoriteit (ISA) aangepast, zoals de samenstelling van de Raad en besluitvormingsprocedures. Sommige oude procedures, zoals de periodieke herziening van bepalingen, zijn vervangen door meer dynamische mechanismen die de Autoriteit in staat stellen nieuwe regels en voorschriften te ontwikkelen en aan te passen.
Een van de meest omstreden kwesties binnen deze context betreft de zogenaamde “Tweejaarsregel” uit het Implementatieakkoord, die de overgang van de verkenningsfase naar de exploitatie van zeebodembronnen regelt. Volgens deze bepaling moet de Raad van de ISA binnen twee jaar na het verzoek van een staat de exploitatieregels vaststellen. Indien dit niet lukt, moet de Raad het exploitatieplan toch voorlopig overwegen en mogelijk goedkeuren, ook zonder dat de regels volledig zijn afgerond. Deze clausule werd in juni 2021 ingeroepen door de Republiek Nauru namens het bedrijf Nauru Ocean Resources Inc. (NORI). Ondanks het verstrijken van de termijn in juli 2023 heeft de Raad nog geen definitieve exploitatieregels vastgesteld en blijft de discussie voortduren, waarbij het streven is om deze uiterlijk in juli 2025 te voltooien.
De discussie rond deze regeling toont de complexiteit van het besluitvormingsproces binnen de ISA, dat consensus vereist voor de goedkeuring van regelgeving. Hierdoor kan stagnatie ontstaan, wat de noodzaak verklaart van de voorlopige goedkeuringsclausule om een impasse te voorkomen. De Raad heeft verder besloten om bij ontvangst van een exploitatieaanvraag de leden binnen drie werkdagen te informeren, zodat de behandeling transparant en gecoördineerd kan verlopen. De beoordeling van een exploitatieplan zal plaatsvinden door de relevante commissie, waarna de Raad op basis van de aanbevelingen een besluit zal nemen.
Opvallend is dat, hoewel de Raad verplicht is een exploitatieplan te overwegen, goedkeuring niet automatisch volgt. Dit benadrukt de voorzichtigheid en zorgvuldigheid waarmee de ISA haar taak uitvoert om de exploitatie van zeebodembronnen te reguleren, waarbij zowel milieubescherming als eerlijke verdeling van baten tussen staten centraal staan.
Het is van belang te beseffen dat deze regelgevings- en besluitvormingsprocessen niet alleen juridische formaliteiten zijn, maar diepgaande gevolgen hebben voor de toekomstige exploitatie van de zeebodem en de internationale samenwerking op dit gebied. Het spanningsveld tussen economische belangen, technologische ontwikkelingen, milieuverantwoordelijkheid en soevereiniteit van staten vraagt om een delicate balans binnen het internationale recht.
Daarnaast verdient de institutionele rol van de Internationale Zeebodemautoriteit bijzondere aandacht. Deze autoriteit moet niet alleen toezien op de naleving van regels, maar ook actief beleid ontwikkelen dat aansluit bij de principes van het Implementatieakkoord. Dit betekent dat de Autoriteit de ruimte krijgt om door middel van eigen regelgeving de uitvoering van UNCLOS en het Implementatieakkoord flexibel en adaptief vorm te geven, wat essentieel is gezien de technische en politieke complexiteit van diepzeemijnbouw.
Tenslotte is het cruciaal voor de lezer te begrijpen dat het proces rondom de overgang naar exploitatie meer is dan een louter technische of administratieve kwestie. Het weerspiegelt fundamentele uitdagingen van internationaal milieurecht, de bescherming van gemeenschappelijke hulpbronnen en het zoeken naar rechtvaardige samenwerking tussen ontwikkelde en ontwikkelingslanden. Dit alles vormt de achtergrond van de discussies en ontwikkelingen binnen de ISA en de implementatie van het UNCLOS-kader.
Wat zijn de belangrijkste beperkingen voor samenwerking tussen besluitvormers en wetenschappers bij wetgevende processen?
Besluitvormers hebben niet altijd gemakkelijke toegang tot betrouwbare wetenschappelijke informatie om hun regelgeving effectief te onderbouwen. De belangrijkste beperkingen waarmee zij worden geconfronteerd, zijn onder andere de beschikbaarheid van gekwalificeerde wetenschappers, het vinden van de juiste wetenschappelijke vragen en het verkrijgen van bruikbare antwoorden om juridische en regelgevende kwesties op te lossen. Deze beperkingen vormen een belemmering voor de samenwerking tussen besluitvormers en wetenschappers, waardoor het soms lastig is om wetenschappelijke kennis effectief te integreren in het besluitvormingsproces.
Een van de grootste obstakels is de beschikbaarheid van wetenschappers die bereid zijn hun expertise ter beschikking te stellen van besluitvormers. Wetenschappers die als experts optreden, bieden een essentiële publieke dienst, maar deze rol wordt vaak niet goed gewaardeerd, zowel door hun academische instellingen als door de bredere samenleving. Het huidige systeem van academische prikkels, zoals de "publish or perish"-mentaliteit, moedigt vaak niet aan dat wetenschappers zich bezighouden met publieke betrokkenheid of regulatorische taken. In veel gevallen is de vergoeding voor dergelijke diensten niet adequaat, wat de motivatie voor wetenschappers om als experts op te treden verder ondermijnt. Dit kan leiden tot een tekort aan beschikbare wetenschappers die zich daadwerkelijk kunnen inzetten voor het publieke debat over regelgeving.
Daarnaast speelt het kader waarin wetenschappers als experts optreden een belangrijke rol. Het reguleren van complexe zaken, vooral op internationaal niveau en onder verschillende culturele en politieke invloeden, vereist dat besluitvormers een wetenschappelijk geïnformeerde weg vinden door de uiteenlopende belangen van betrokken partijen. Dit wordt des te moeilijker wanneer de kwesties controversieel zijn, zoals vaak het geval is bij milieukwesties. Wanneer de regulering van dergelijke controversiële zaken plaatsvindt in een sfeer van emotioneel geladen en vijandige debatten, kunnen wetenschappers zich terugtrekken uit de discussie. De omgeving waarin wetenschappers hun inzichten moeten presenteren, kan als vijandig of onproductief worden ervaren, wat hen ontmoedigt om als experts op te treden.
In dergelijke gevallen is het essentieel dat er een constructief forum wordt gecreëerd voor publieke betrokkenheid. Dit forum moet transparant, toegankelijk en wetenschappelijk gefundeerd zijn, zodat wetenschappers zich gesteund voelen en niet het gevoel hebben dat hun bijdrage verloren gaat in politieke en ideologische geschillen. Het risico van juridische aanvechtingen van de uiteindelijke regelgeving kan worden verkleind wanneer wetenschappers actief betrokken zijn bij het proces en hun wetenschappelijke input wordt gewaardeerd en benut.
Een ander belangrijk aspect is het identificeren van de juiste wetenschappelijke vraag of vragen. Het stellen van de juiste vraag is cruciaal voor het verkrijgen van relevante en bruikbare antwoorden. Dit is een onderwerp dat verder moet worden onderzocht, aangezien een goed geformuleerde vraag de basis vormt voor het verkrijgen van de wetenschappelijke kennis die nodig is voor het nemen van geïnformeerde beslissingen. Het vinden van de juiste wetenschappelijke vraag is niet eenvoudig en vereist een grondige analyse van de relevante wetenschappelijke literatuur en een transparant proces waarin verschillende belanghebbenden kunnen bijdragen.
De interactie tussen besluitvormers en wetenschappers is essentieel voor het ontwikkelen van effectieve en rechtvaardige wetgeving, maar dit proces wordt vaak belemmerd door institutionele, politieke en praktische beperkingen. Het is van groot belang dat zowel wetenschappers als besluitvormers zich bewust zijn van deze barrières en actief werken aan het creëren van een omgeving die samenwerking bevordert. Alleen dan kan de wetenschap daadwerkelijk bijdragen aan het ontwikkelen van regelgeving die zowel effectief als juridisch solide is.
Hoe kunnen de cumulatieve effecten van diepzee-exploitatie het milieu beïnvloeden?
De ontwikkeling van het Milieu Beheer Plan (EMP) voor de Clarion-Clipperton Zone (CCZ) is een complex proces, waarin meerdere wetenschappelijke en strategische overwegingen een cruciale rol spelen. Het EMP is ontworpen om de gevolgen van diepzeemijnbouw voor het milieu te beperken door gebieden te identificeren die essentieel zijn voor het behoud van duurzame populaties en ecologische diversiteit. De bescherming van deze gebieden wordt versterkt door de oprichting van zogenaamde APEI's (Areas of Particular Environmental Interest), die gebieden aanduiden die niet voor mijnbouw worden gebruikt maar die essentieel zijn voor het behoud van de biodiversiteit.
De rol van de APEI’s wordt steeds prominenter. Het is duidelijk geworden dat de selectie van deze beschermde gebieden gebaseerd moet zijn op wetenschappelijke analyses die het volledige scala aan habitats en gemeenschappen weerspiegelen, om zo de minimale levensvatbare populaties te waarborgen. De habitatclassificaties, gebaseerd op gegevens zoals de deeltjesflux van organisch koolstof, topografie en de aanwezigheid van knobbels, helpen bij het bepalen van de juiste grenzen van deze gebieden en bieden een wetenschappelijke basis voor het herstel van ecologische netwerken. De APEI's worden zo ontworpen dat ze in staat zijn om de connectiviteit tussen verschillende populaties te bevorderen en de bedreigingen van de mijnbouw te beperken. Door deze ecologische corridors te beschermen, hoopt men de ecologische integriteit van het hele gebied te behouden.
Bij de herziening van het EMP in 2021 werd het belang van cumulatieve effectbeoordelingen (CEA) verder benadrukt. Het idee achter een CEA is om een breder beeld te krijgen van de gecombineerde gevolgen van verschillende invloeden op het ecosysteem, met name wanneer meerdere mijnbouwactiviteiten gelijktijdig plaatsvinden. Dit moet niet alleen de lokale gevolgen van één project in kaart brengen, maar ook de bredere, regionale effecten van mijnbouw, visserij en andere activiteiten, evenals de invloeden van klimaatverandering. De CEA wordt dus een essentieel hulpmiddel om het cumulatieve effect van alle externe invloeden op het ecosysteem te begrijpen en te beheren.
De complexiteit van het beoordelen van cumulatieve effecten komt voort uit de variabiliteit van de omgevingsfactoren. Klimaat, stromingen, temperatuur, en het soort habitats zijn slechts enkele van de factoren die de intensiteit van de impact kunnen bepalen. Elk gebied heeft zijn eigen dynamiek en het is daarom van essentieel belang om modellen te ontwikkelen die de interacties tussen deze verschillende factoren kunnen simuleren. Dit werd duidelijk uit de bespreking van de ontwikkelingswerkplaatsen van de International Seabed Authority (ISA), waar een kwalitatief model werd gepresenteerd voor de CEA, dat de verschillende ecosystemen en de interacties tussen hun componenten in kaart brengt.
Bovendien werden er in deze workshops modellen voorgesteld om de interacties van meerdere stressoren tegelijk te analyseren. Dit is van groot belang, omdat het ecosysteem vaak niet alleen door één type activiteit wordt beïnvloed, maar door een combinatie van factoren. Dit kan resulteren in wat bekend staat als "nibbelende effecten", waar herhaalde kleine invloeden uiteindelijk kunnen leiden tot significante veranderingen in het ecosysteem. Daarnaast is er een potentieel voor indirecte effecten die zich op lange termijn kunnen manifesteren, wat de noodzaak voor een tijdsgebonden benadering van de beoordeling van milieueffecten benadrukt.
Het is van cruciaal belang om te begrijpen dat de effecten van diepzee-exploitatie niet alleen direct zijn, maar zich kunnen uitbreiden naar een breder ecologisch systeem. Veranderingen in één aspect van het ecosysteem kunnen doorwerken in andere aspecten, wat de effecten van mijnbouw complex en moeilijk te voorspellen maakt. Dit benadrukt de noodzaak van een systematische en holistische benadering van het milieubeheer, waarin cumulatieve effecten op verschillende niveaus en over langere tijdsperioden worden meegenomen.
Naast de bescherming van gebieden zoals APEI's en de ontwikkeling van een CEA-model, is het belangrijk om de technologieën die worden gebruikt in de mijnbouwoperaties zorgvuldig te overwegen. Innovaties die de impact op het milieu kunnen verminderen, bijvoorbeeld door minder invasieve technieken te gebruiken, spelen een grote rol in het beperken van de schadelijke effecten van deze activiteiten. Daarnaast moeten de genomen mitigatiemaatregelen streng worden gecontroleerd en geëvalueerd om hun effectiviteit te waarborgen.
De internationale samenwerking op dit gebied heeft al significante vorderingen geboekt. De ontwikkeling van regionale milieubeheerplannen (REMP's) voor andere delen van de diepzee, zoals het noorden van de Mid-Atlantische Rug, toont aan hoe een gezamenlijke benadering kan helpen bij het beheersen van de milieu-impact van diepzee-exploitatie. Deze plannen helpen bij het opstellen van gemeenschappelijke richtlijnen en het delen van kennis en ervaring, wat essentieel is voor het duurzaam beheer van de wereldzeeën.
Er zijn echter nog veel uitdagingen. De beschikbaarheid van voldoende gegevens blijft een knelpunt, vooral in gebieden die weinig zijn onderzocht. De modellen die worden ontwikkeld voor de beoordeling van cumulatieve effecten moeten vaak worden aangepast aan de specifieke omstandigheden van de verschillende oceanische gebieden, wat de complexiteit van de taak vergroot. Desondanks zijn deze modellen essentieel om inzicht te krijgen in de gevolgen van diepzee-exploitatie en het daaropvolgende beleid voor milieubescherming.

Deutsch
Francais
Nederlands
Svenska
Norsk
Dansk
Suomi
Espanol
Italiano
Portugues
Magyar
Polski
Cestina
Русский