De recente vooruitgangen in technologie hebben het mogelijk gemaakt om oceanen op ongekende manieren te monitoren, vooral in de diepzee, waar conventionele methoden vaak ontoereikend zijn. Het gebruik van instrumenten zoals profilerende drijvers die niet alleen met oceaanstromen meedrijven, maar ook verticaal bewegen tussen de oppervlakte en vooraf ingestelde dieptes van 4000 meter of meer, heeft het mogelijk gemaakt om gedetailleerde gegevens te verzamelen die voorheen niet beschikbaar waren. Deze instrumenten zijn gekoppeld aan wereldwijde netwerken zoals het ARGO-netwerk, dat gegevens verzamelt en doorstuurt van drijvende meetstations over de oceaan.

Daarnaast worden er steeds meer observatoria gebouwd die in staat zijn om realtime gegevens van de oceaanbodem en de waterkolom naar wetenschappers en beleidsmakers over de hele wereld te sturen. De European Multidisciplinary Seafloor and water column Observatory (EMSO) is een van de belangrijkste infrastructuren die deze technologieën benut. Het project bestaat uit een netwerk van onderzeese observatoria, verspreid over verschillende locaties, van de Poolgebieden tot tropische omgevingen. Deze observatoria zijn strategisch geplaatst op plaatsen die bijzonder zijn vanwege hun wetenschappelijke waarde, zoals de Azoren, waar een observatorium zich bevindt boven een actieve vulkaan met hydrothermale venten. Dit biedt onderzoekers unieke inzichten in geologische en biologische processen die zich diep in de oceaan afspelen.

In de Verenigde Staten heeft de Monterey Bay Research Institute (MBARI) het Monterey Accelerated Research System (MARS) opgezet, dat een onderzeese platform biedt op een diepte van 900 meter. Dit platform is verbonden met het vasteland via een 51 kilometer lange kabel die zowel energie als dataverbindingen levert. MARS stelt wetenschappers in staat om realtime experimenten uit te voeren en gegevens te verzamelen over lange tijdsperioden. Dit maakt het mogelijk om continue observaties te doen van complexe oceanografische processen.

De enorme hoeveelheid gegevens die door deze netwerken wordt verzameld, is van onschatbare waarde voor het begrijpen van de dynamiek van de oceaan, de ecosystemen die zich daarin bevinden, en de impact van menselijke activiteiten, zoals diepzeemijnbouw. De toepassing van snelle milieubeoordeling (REA) op de verzamelde data helpt bij het monitoren van de veranderingen in mariene omgevingen. Dit is essentieel voor het identificeren van potentiële risicogebieden, het beschermen van kwetsbare ecosystemen en het nemen van gepaste beleidsmaatregelen.

Bij de toepassing van REA wordt vaak gebruikgemaakt van gestandaardiseerde halfkwantitatieve metingen, waarbij de focus ligt op specifieke taxa of indicatorsoorten. Gezien de variabiliteit van het mariene milieu, wordt het niet noodzakelijkerwijs belemmerd door de nauwkeurigheid van individuele beelden, maar door de hoeveelheid beelden die kunnen worden geanalyseerd. Gezien de beperkte middelen en het aantal beschikbare onderzoekers, is het voor wetenschappers vaak effectiever om snelle beoordelingsmethoden toe te passen, waardoor grote monstersets kunnen worden verzameld en geanalyseerd.

Een belangrijk voordeel van het gebruik van stilstaande en video-opnamen voor mariene onderzoeken is dat deze beelden kunnen worden opgeslagen en gearchiveerd voor later gebruik. Als uit een REA-analyse blijkt dat een bepaald gebied van bijzonder belang of zorg is, kunnen de beelden opnieuw worden onderzocht en gedetailleerder worden geanalyseerd. Dit biedt een flexibelere benadering dan wanneer slechts een klein aantal stations of een beperkt aantal beelden kan worden onderzocht.

Het gebruik van videobeelden en stilstaande opnamen voor snelle beoordelingen van grote, duizenden vierkante kilometers grote gebieden is van cruciaal belang wanneer het gaat om de beoordeling van veranderingen in mariene omgevingen. Er zijn verschillende aanbevelingen voor het verbeteren van de analyse van dergelijke beelden. Ten eerste moet de grootte van de bemonsteringseenheden gestandaardiseerd worden voor verschillende typen habitats, zodat de gegevens eenvoudig vergeleken kunnen worden tussen verschillende onderzoeksgebieden en teams. Ten tweede wordt aangeraden om video-opnamen te annoteren in discrete tijdsintervallen, bijvoorbeeld twee minuten voor ondiepe wateren zoals koraalriffen, en twintig tot dertig minuten voor diepzeebodems. Dit maakt het mogelijk om efficiënter gegevens te verzamelen en sneller tot resultaten te komen.

Naast de technologische vooruitgangen is het essentieel om te begrijpen dat deze diepzee-observatoria en netwerken niet alleen dienen voor wetenschappelijk onderzoek, maar ook voor het beleid en de besluitvorming op internationaal niveau. De open toegang tot deze gegevens helpt niet alleen onderzoekers, maar stelt ook lokale gemeenschappen en beleidsmakers in staat om beter geïnformeerde keuzes te maken over mariene bescherming en het beheer van mariene hulpbronnen.

De technologie die nu beschikbaar is, biedt ongekende mogelijkheden voor het monitoren van de oceaan en de bescherming van de mariene ecosystemen. Maar het is belangrijk om te realiseren dat deze technologieën niet in isolatie bestaan. Ze moeten worden geïntegreerd in bredere monitoringnetwerken en wetenschappelijke samenwerking tussen landen en regio's. Alleen door gezamenlijke inspanningen kunnen we een meer holistisch begrip van de oceaan en haar processen verkrijgen en deze waardevolle hulpbronnen effectief beschermen.

Hoe de Economische Waarde van Zee Nodules Kan Worden Geoptimaliseerd

Het potentieel van polymetallische zee nodules als bron van metalen, waaronder koper, nikkel, kobalt en mangaan, heeft de interesse gewekt van zowel wetenschappers als bedrijven die op zoek zijn naar nieuwe manieren om aan de wereldwijde vraag naar grondstoffen te voldoen. Verschillende processen zijn geëvalueerd om deze nodules te verwerken, en hoewel de eerste economische analyses niet bijzonder winstgevend leken, is er recente vooruitgang geboekt die nieuwe mogelijkheden biedt voor de commerciële exploitatie van deze zeehulpbronnen.

De eerste evaluaties van de interne rendementen (IRR) van verschillende verwerkingsroutes voor zee nodules werden al in 1983 door Nyhart gepresenteerd, maar sindsdien zijn er verschillende updates gepresenteerd, waaronder studies die rekening houden met de fluctuerende metaalprijzen en veranderende kostenstructuren. Oorspronkelijk waren de IRR-waarden te laag om investeringen snel te rechtvaardigen, vooral vanwege de relatief lage metalenprijzen in de tijdsperiode die werd geëvalueerd. Desondanks heeft recent onderzoek, zoals de studie van Singh in 2023, aangetoond dat de economische haalbaarheid van nodule-extractie aanzienlijk verbetert wanneer de huidige, hogere metaalprijzen in overweging worden genomen.

Een van de belangrijke bevindingen in deze recente studies is de noodzaak om de bedrijfskosten te verlagen, zowel voor de operationele als de kapitaalkosten van de noduleverwerkingsinstallaties. Dit kan worden bereikt door procesverbeteringen toe te passen, bijvoorbeeld door het verhogen van het aantal toegevoegde waarde producten die uit de nodules kunnen worden gewonnen. Het optimaliseren van het nikkel-equivalent van het product kan hierbij een sleutelrol spelen. Bovendien kan het verlagen van de doorvoercapaciteit van de verwerkingsinstallatie, terwijl tegelijkertijd acceptabele rendementen op investering worden gehandhaafd, bijdragen aan lagere kapitaalkosten.

In vergelijking met traditionele landmijnbouw is een ander belangrijk aandachtspunt de hogere mijnbouw- en transportkosten van zee nodules naar de kust. Dit maakt het noodzakelijk om alternatieve benaderingen te overwegen, zoals het mengen van de zee nodules met hogerwaardige terrestrische ertsen of gerecycled materiaal, om de kosten per eenheid van het geproduceerde metaal te verlagen.

Naast de economische factoren spelen ook technische overwegingen een belangrijke rol. De verwerking van zee nodules is complex vanwege de aanwezigheid van verschillende metalen in een mangaanmatrix, wat de efficiëntie van traditionele pyrometallurgische en hydrometallurgische processen kan beïnvloeden. Processen zoals reductieve roosteren gevolgd door zuurleaching, of reductieve leaching zonder het oplossen van mangaan, zijn onderzocht om de terugwinning van de waardevolle metalen te verbeteren. De uitdaging ligt hierbij in het behouden van de integriteit van het mangaan, dat vaak niet als een commercieel product wordt beschouwd, maar dat wel een significante impact kan hebben op de totale rendabiliteit van het proces.

De verschillende processen voor de behandeling van zee nodules zijn onderling vergeleken op basis van hun vermogen om de verschillende metalen effectief terug te winnen, met name koper, nikkel en kobalt. Studies van Soreide et al. (2001) en andere onderzoekers hebben de prestaties van diverse processen beoordeeld, waarbij duidelijk werd dat processen die gericht zijn op de efficiënte terugwinning van meerdere metalen een veelbelovende route kunnen bieden. Zo kan het combineren van de productie van nikkel, koper en kobalt met de terugwinning van mangaan een aanzienlijke bijdrage leveren aan de economische levensvatbaarheid van het nodule-exploitatieproject.

Verder is het belangrijk te begrijpen dat de terugwinning van metalen uit zee nodules niet alleen afhankelijk is van de technische processen, maar ook van de geografische en operationele omstandigheden. De variabiliteit in de chemische samenstelling van zee nodules uit verschillende gebieden – bijvoorbeeld de verschillen in nikkel-, koper- en kobaltgehalten – betekent dat de toegepaste technologie per locatie kan variëren. Dit vraagt om een zorgvuldige evaluatie van de lokale omstandigheden en het ontwikkelen van specifieke verwerkingsroutes die het beste passen bij de samenstelling van de nodules die op die specifieke locatie worden gevonden.

Naast de economische en technische overwegingen, moet ook rekening worden gehouden met de milieu-impact van het delven en verwerken van zee nodules. De ecologische gevolgen van diepzee-mijnbouw, waaronder verstoringen van het mariene ecosysteem en het risico van vervuiling, zijn onderwerpen van voortdurende discussie. Hoewel de zee nodules aanzienlijke hoeveelheden waardevolle metalen bevatten, moeten de milieuaspecten van deze mijnbouwpraktijken zorgvuldig worden afgewogen tegen de economische voordelen. Dit vereist dat er duurzame methoden worden ontwikkeld om de impact van mijnbouwactiviteiten op het mariene milieu te minimaliseren.

Hoe kunnen diepzeemineralen de vraag naar nikkel en kobalt voor batterijproductie ondersteunen?

De wereldwijde vraag naar nikkel en kobalt, twee cruciale metalen voor de productie van lithium-ionbatterijen (LiB) die worden gebruikt in elektrische voertuigen (EV's), blijft groeien. Nikkel is voornamelijk van belang voor de productie van roestvrij staal, dat ongeveer 70% van de nikkelconsumptie uitmaakt, terwijl kobalt steeds belangrijker wordt vanwege zijn rol in de stabiliteit van de batterijcellen. De productie van deze metalen komt hoofdzakelijk uit landgebonden mijnbouw, maar met de opkomst van diepzeemijnbouw, wordt de mogelijkheid van alternatieve mineralenbronnen steeds relevanter.

Een belangrijk aspect is dat nikkel en kobalt uit polymetallische knopen gewonnen kunnen worden, die zich op de zeebodem bevinden. Deze knopen bevatten vergelijkbare, of zelfs hogere, hoeveelheden nikkel en kobalt dan de typische nikkel- en kobaltores op land, zoals limoniet. Limoniet bevat doorgaans tussen de 0,8% en 1,5% nikkel en tussen de 0,1% en 0,2% kobalt, terwijl polymetallische knopen gemiddeld 1,28% nikkel, 0,24% kobalt en 1,02% koper bevatten. Dit betekent dat de polymetallische knopen, door hun hogere totale metaalinhoud, potentieel concurreren met landgebonden hulpbronnen.

De potentie van diepzeemineralen, zoals die uit de Clarion-Clipperton Fracture Zone (CCFZ) in de Stille Oceaan, is enorm. De exploratiegebieden in dit gebied beslaan meer dan 150.000 vierkante kilometer, met een geraamde hoeveelheid van 1634 miljoen natte tonnen polymetallische knopen, wat de huidige limonietreserves in Indonesië, die naar verwachting tegen 2033 zullen zijn uitgeput, zelfs overtreft. Dit geeft aan dat de zeebodem potentieel een enorme, duurzame bron van nikkel, kobalt en koper kan bieden, wat het interessant maakt voor investeerders.

Toch zijn er belangrijke uitdagingen en risico's verbonden aan diepzeemijnbouw. Ten eerste zijn de technologische kosten van het winnen van mineralen uit de diepe oceaan aanzienlijk hoger dan de kosten van landmijnbouw. Het proces van het ophalen van de knopen van de zeebodem naar het oppervlakteproductieschip vereist ingewikkelde technologieën, zoals liften via buizen die meerdere kilometers diep gaan. Dit brengt niet alleen hoge kosten met zich mee, maar ook technische risico's die nog niet volledig zijn bewezen in commerciële productieomstandigheden.

Daarnaast is diepzeemijnbouw onderhevig aan ecologische en sociale risico's, evenals de marktvolatiliteit die ook kenmerkend is voor landmijnbouw. De exploitatie van diepzeemineralen vereist een aanzienlijke initiële investering in technologie en infrastructuur, terwijl de financiële haalbaarheid in grote mate afhangt van de vraag naar de eindproducten zoals nikkel en kobalt. De stijgende vraag naar batterijen voor elektrische voertuigen versterkt de relevantie van deze metalen, maar tegelijkertijd blijven de prijzen van deze grondstoffen volatiel, wat een risico vormt voor investeerders.

Wat betreft de technologische haalbaarheid zijn er al succesverhalen. In 2022 slaagde The Metals Company (TMC) erin om een geïntegreerd systeem te testen in de NORI-D-zone van de CCFZ, waarbij meer dan 3000 ton knopen werden opgehaald en naar de oppervlakte gebracht via een 4,3 kilometer lange riser. Dit was de eerste succesvolle test van deze omvang in meer dan vijftig jaar. Ook het Belgische bedrijf GSR slaagde erin om knopen te verzamelen op een diepte van 4500 meter. Toch blijft de impact van deze activiteiten op het mariene ecosysteem onderwerp van discussie, vooral met betrekking tot de manier waarop water wordt teruggevoerd naar de oceaan.

Wat betreft de metallurgische processen, hoewel de volledige opschaling van de verwerkingstechnologieën nog niet is uitgevoerd, blijkt uit eerdere studies dat bestaande methoden, zoals pyrometallurgie en hydrometallurgie, ook toepasbaar zijn op de polymetallische knopen. Een van de grootste kostenfactoren voor diepzeemijnbouw is de bouw van metallurgische fabrieken, waarvoor de locatie zorgvuldig moet worden gekozen op basis van factoren zoals elektriciteitskosten, arbeidskosten en belastingvoordelen. In tegenstelling tot landmijnbouw, waar de fabrieken dicht bij de mijnlocatie moeten liggen om transportkosten te verlagen, kunnen diepzeemijnbouwprojecten de tussenproducten van de knopen, zoals een mengsel van nikkel, kobalt en koper, naar bestaande verwerkingsfaciliteiten transporteren voor verdere verwerking.

Naast de technologische en commerciële uitdagingen, moeten we ook de vraag naar nikkel en kobalt in de toekomst in overweging nemen. De groei van de LiB-markt voor elektrische voertuigen wordt gedreven door de behoefte aan batterijen met een hogere energiedichtheid, waarvoor een hogere nikkelinhoud in de kathodes vereist is. Ternary cathodes, zoals nikkel-mangaan-kobalt (NMC) en nikkel-kobalt-aluminium (NCA), worden steeds populairder vanwege hun hogere energiecapaciteit. Tegelijkertijd groeit het gebruik van lithium-ijzerfosfaat (LFP) in sommige markten vanwege de lagere kosten en verhoogde veiligheid, al is de vraag naar nikkel en kobalt in LFP-batterijen minder hoog.

Wat de marktvolatiliteit betreft, is het duidelijk dat de vraag naar nikkel en kobalt de komende jaren waarschijnlijk zal blijven stijgen, maar ook dat de prijzen sterk kunnen variëren. Deze fluctuaties kunnen de haalbaarheid van diepzeemijnbouw beïnvloeden, aangezien deze projecten aanzienlijke investeringen en lange doorlooptijden vereisen.

Het potentieel van diepzeemineralen om de wereldwijde vraag naar nikkel en kobalt te ondersteunen is veelbelovend, maar de technische, ecologische en commerciële uitdagingen moeten zorgvuldig worden afgewogen. Alleen door innovatie in technologie en een verstandige benadering van ecologische en sociale verantwoordelijkheid kunnen we de weg effenen voor de toekomst van diepzeemijnbouw als een betrouwbare bron van deze belangrijke metalen.

Mag Greenpeace de diepzeemijnbouw verstoren? Over recht, protest en de grenzen van activisme

De gebeurtenissen rond het schip MV Coco, dat door Nauru Ocean Resources Inc. (NORI) werd ingezet voor diepzee-exploratie in de Clarion-Clipperton Zone, vormen een juridisch en maatschappelijk knooppunt waarin commerciële belangen, milieubescherming en fundamentele rechten op scherpe wijze botsen. De confrontatie tussen Greenpeace-activisten en NORI escaleerde in november 2023, toen activisten het schip benaderden en beklommen om te protesteren tegen diepzeemijnbouw. NORI stelde dat deze acties hun contractuele activiteiten ernstig belemmerden en gevaar veroorzaakten, en stapte onmiddellijk naar de rechtbank in Amsterdam.

NORI stelde verliezen van meer dan een miljoen euro per dag te lijden en eiste in kort geding verregaande maatregelen: onder meer een verbod op protesten binnen een straal van 500 meter rond de Coco, het beëindigen van alle acties en het vertrek van de activisten van het schip, met een dwangsom van €50.000 per uur, oplopend tot €10 miljoen. De rechtbank erkende de urgentie van de zaak en oordeelde op 30 november 2023. Slechts één van NORI’s eisen werd toegekend: de onmiddellijke ontruiming van het schip door Greenpeace-activisten, met een dwangsom van €50.000 per dag tot een maximum van €500.000. De overige eisen, waaronder het instellen van een veiligheidszone, werden verworpen.

Na de uitspraak verlieten de activisten het schip, maar de protesten rond de Coco gingen nog enkele dagen door. De inzet van waterkanonnen door NORI leidde tot verdere controverse, maar uiteindelijk werd het protest beëindigd na het symbolisch aanbrengen van een spandoek op de romp van het schip. NORI stelde hoger beroep in tegen het vonnis in de hoop alsnog een veiligheidszone af te dwingen, maar het gerechtshof Amsterdam bevestigde op 12 november 2024 het eerdere oordeel.

Hoewel beide partijen zichzelf als overwinnaar presenteerden, bleek uit de juridische analyse van de rechtbank dat de zaak veel genuanceerder lag. De rechtbank onderkende dat sommige acties van Greenpeace gevaarlijk waren en NORI hinderden in haar exploratieactiviteiten. Toch werd het recht op protest nadrukkelijk bevestigd op basis van artikel 11 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens. Volgens de rechtbank is het recht op vreedzaam protest fundamenteel en mag dit slechts worden beperkt indien dat in een democratische samenleving noodzakelijk is ter bescherming van de openbare veiligheid, gezondheid, goede zeden of de rechten van anderen — en alleen wanneer die beperkingen een wettelijke basis hebben.

De rechter erkende expliciet de maatschappelijke relevantie van de kwestie en het publieke belang bij het debat over diepzeemijnbouw. De activiteiten van Greenpeace werden geplaatst binnen de bredere context van maatschappelijke waakzaamheid: als ‘public watchdog’ heeft de organisatie een legitieme rol in het aankaarten van milieuproblemen, zeker wanneer het gaat om potentieel catastrofale en onomkeerbare gevolgen voor het mariene milieu. De rechter merkte bovendien kritisch op dat NORI’s activiteiten — gepresenteerd als onafhankelijk wetenschappelijk onderzoek — in werkelijkheid nauw verbonden leken met commerciële exploitatie. Deze tegenstelling ondermijnt de neutraliteit en versterkt het publieke belang van protest.

In deze context stelde de rechtbank dat enige mate van verstoring door demonstraties onvermijdelijk is en in zekere zin geaccepteerd moet worden binnen het democratisch proces. Het protest werd dus niet alleen getolereerd, maar impliciet ook gelegitimeerd, mits het binnen de grenzen van de wet bleef. Hiermee werd een belangrijk precedent geschapen voor de verhouding tussen commerciële rechten op internationale zeegronden en burgerlijke vrijheden, met name in milieukwesties.

Naast de juridische aspecten is het cruciaal dat de lezer begrijpt dat het internationaal recht geen absoluut primaat toekent aan economische exploitatie, zelfs wanneer die plaatsvindt onder contract met een gezaghebbend lichaam zoals de Internationale Zeebodemautoriteit (ISA). Het begrip ‘due regard’ — het vereiste van behoorlijke en redelijke consideratie van andere belangen op zee — speelt hierbij een centrale rol. Dit betekent dat zelfs legitieme commerciële activiteiten niet losstaan van andere rechten, zoals die op milieuactivisme, vrijheid van meningsuiting en publieke participatie in milieubesluitvorming.

In deze zaak kwamen meerdere belangenlagen samen: de bescherming van internationale contractrechten, de veiligheid op zee, de rechtspositie van activisten, en het groeiende maatschappelijke verzet tegen exploitatie van ecologisch kwetsbare gebieden. De uitspraak van de rechtbank vormt een spiegel voor het rechtssysteem: het moet recht doen aan botsende belangen zonder het publieke debat te smoren. In tijden waarin ecologische grenzen wereldwijd overschreden dreigen te worden, krijgt het recht op protest een extra dimensie als vehikel voor maatschappelijke weerbaarheid en ecologische verantwoording.