De benadering van wetgeving met betrekking tot sponsorship in de context van diepzeemijnbouw varieert sterk tussen landen en regio’s. Het meest opvallende verschil is dat sommige landen, zoals Nauru, uitgebreide wetten hebben die specifiek gericht zijn op het beheer van sponsorschapskwesties binnen de Internationale Zeebodemautoriteit (ISA), terwijl andere landen, zoals België, dit onderwerp slechts in een kort hoofdstuk behandelen in bredere maritieme wetgeving. Nauru’s wet, bijvoorbeeld, bevat 56 secties over een indrukwekkende 30 pagina’s, wat de omvang en detailgraad van hun benadering benadrukt. Dit contrast in wetgeving kan deels worden verklaard door verschillende nationale beleidsstandpunten, zoals het geval is in Frankrijk, dat zich sterk heeft uitgesproken tegen diepzeemijnbouw, terwijl Nauru zich voorbereidt om een exploitatiecontract in 2025 te sponsoren.

De wetgeving die betrekking heeft op diepzeemijnbouw in verschillende landen wordt gekarakteriseerd door een grote variëteit aan benaderingen, die zich uitstrekt van de vroege jaren 80 tot 2024. De meeste landen hebben geprobeerd te anticiperen op de voorschriften van de ISA en hebben nationale wetgeving ontwikkeld die gericht is op de bescherming van zowel de mensen als het milieu, evenals op de regulering van prospectie, exploratie en exploitatie van zeegrond en mineralen die zich buiten de nationale jurisdicties bevinden.

In het geval van landen als België, China en de Cookeilanden wordt het belang van het begrijpen van de structuur en de juridische en institutionele verantwoordelijkheid voor de naleving van de ISA-regels benadrukt. Deze landen hebben gedetailleerde wetgeving ontwikkeld die niet alleen de specifieke verplichtingen van bedrijven regelt, maar ook verantwoordelijkheden vastlegt voor het monitoren van naleving, wat cruciaal is voor het succes van de mondiale zeebodembeheerstructuur.

De recente ontwikkeling van wetgeving in sommige gebieden, zoals de Pacific Island States, toont een opmerkelijke mate van harmonisatie, mogelijk het resultaat van een gezamenlijke technische bijstand die tussen 2011 en 2016 werd geleverd door een regionaal project van de Europese Unie en de Stille Oceaan Gemeenschappelijke Gemeente (SPC). Dit soort samenwerking onderstreept het belang van regionale samenwerking voor de effectiviteit van wetgeving op het gebied van diepzeemijnbouw.

Wat betreft het institutionele kader is een robuuste en goed gemandateerde structuur van cruciaal belang voor de effectieve handhaving van naleving en de monitoring van diepzeemijnbouwactiviteiten. De International Seabed Authority (ISA) speelt hierin een sleutelrol. De ISA moet over een duidelijk gedefinieerde organisatie beschikken die zowel verantwoordelijk als capabel is, met goed opgeleid personeel en de nodige technologie en middelen om effectief te opereren. De ISA’s Raad (Council) is het belangrijkste orgaan voor besluitvorming, en de Commissie voor Naleving en Handhaving (LTC) heeft een belangrijke rol gespeeld in het evalueren van rapporten van contractanten en het adviseren van de Raad.

De richtlijnen voor exploratie die door de ISA zijn ontwikkeld, zijn essentieel voor het reguleren van de verschillende soorten minerale hulpbronnen in de diepzee, zoals polymetallische nodules en polymetallische sulfiden. De wetgeving die deze processen reguleert, wordt voortdurend aangepast en verfijnd om de naleving van milieunormen te waarborgen en tegelijkertijd de economische belangen van de betrokken landen en bedrijven te beschermen.

Naast de wetgeving is het van belang te begrijpen dat de handhaving van deze regels en de naleving ervan sterk afhankelijk is van de transparantie en de onafhankelijkheid van de toezichthoudende organen. De oprichting van een Compliance Assurance and Regulatory Management Unit binnen het Secretariaat van de ISA, bijvoorbeeld, is een stap in de richting van het verbeteren van de consistentie en effectiviteit van nalevingsmaatregelen.

Een van de belangrijkste uitdagingen die nog moeten worden overwonnen, is de complexiteit van de internationale samenwerking op het gebied van diepzeemijnbouw. Er is een voortdurende behoefte aan meer gecoördineerde inspanningen tussen nationale overheden, internationale organisaties en private ondernemingen. De aanpak van de ISA en de betrokkenheid van sponsorlanden bij het toezien op de naleving van de wetgeving zullen bepalend zijn voor het succes van het mondiale systeem voor het beheer van de zeebodem.

Het is belangrijk voor lezers om te realiseren dat hoewel de wetgeving voor diepzeemijnbouw zich in veel landen verder ontwikkelt, de complexiteit en de onderlinge afhankelijkheden tussen landen en internationale instellingen een continue uitdaging vormen. Het is niet genoeg om alleen nationale wetgeving te ontwikkelen; er is een breed gecoördineerde aanpak nodig die de unieke kenmerken van de mondiale gemeenschappelijke goederen in de diepzee respecteert en tegelijkertijd de belangen van de betrokken partijen beschermt. De juridische en institutionele vooruitgang die in de afgelopen decennia is geboekt, moet worden gezien als een eerste stap in de richting van duurzame en verantwoorde diepzeemijnbouw.

Hoe kan snel milieuonderzoek bijdragen aan het monitoren van mariene ecosystemen en biodiversiteit?

De biodiversiteit van koraalriffen en mariene ecosystemen wordt sterk beïnvloed door verschillende omgevingsfactoren zoals diepte, blootstelling aan golven en menselijke activiteiten, zoals toerisme. Onderzoek toont aan dat de diversiteit van koraalgenera het hoogst was op een diepte van 3 meter, met een gemiddelde van 10,3 genera per 50 meter transect. De analyses bevestigen dat het koraalassemblage variaties vertoont afhankelijk van de diepte en de mate van golfblootstelling. Dit geldt ook voor visabundantie en -assemblages, die eveneens variëren met de diepte. Er werd echter geen significant verschil gevonden tussen transecten die meer of minder toeristische druk ondervonden, wat suggereert dat de impact van toerisme niet onmiddellijk zichtbaar is in de algehele structuur van het koraalrif.

Een verkennend onderzoek in december 1997 naar vijf afgelegen eilanden in de Egyptische Rode Zee stelde de ecologische waarde van deze eilanden vast als een referentiepunt voor toekomstige monitoringsstudies. Dit was van bijzonder belang voordat recreatief duiken in 1998 werd toegestaan. De resultaten gaven aan dat de eilanden een relatief hoge biodiversiteit en een aanzienlijke bedekking van zowel harde als zachte koralen vertoonden. De dekking van levende koralen varieerde van 42% op het eiland El Zabarghad tot 72% op Abu El Kizan, beïnvloed door een grote variabiliteit in de bedekking van zachte koralen. Interessant is dat analyses aangaven dat de diepte geen significante rol speelde in het beheersen van de koraalassemblages op deze eilanden.

Dit soort gegevens speelt een cruciale rol in het behoud van mariene biodiversiteit. Door te begrijpen hoe koraalriffen reageren op variaties in diepte en blootstelling, kunnen we gerichte beschermingsmaatregelen ontwikkelen. In de Zuidelijke Rode Zee werd in het kader van het Eritrea Coastal, Marine and Island Biodiversity (ECMIB) project een uitgebreid onderzoek uitgevoerd om de biodiversiteit van de kust- en mariene ecosystemen te evalueren. Het doel was om het duurzame gebruik en het behoud van deze belangrijke ecosystemen te waarborgen, met behulp van monitoring en capaciteitstraining van lokale milieu-officials. Dit project heeft geleid tot de oprichting van een netwerk van mariene beschermde gebieden en permanente monitoringstations.

Indicatorsoorten spelen een cruciale rol in snel milieuonderzoek. Deze organismen worden geselecteerd vanwege hun eenvoud in monitoring en hun vermogen om de ecologische toestand van het milieu te weerspiegelen. Voor koraalriffen worden bijvoorbeeld vlindervissen (familie Chaetodontidae) vaak gebruikt als bio-indicatoren. Ze hebben een gespecialiseerd trofisch gedrag, zoals nachtelijke carnivoren, diurnale carnivoren of obligate koraleneters, en kunnen dus een goede indicatie geven van de gezondheid van een rif. Video-monitoring van de Egyptische kusten van de Golf van Aqaba liet zien dat de afname in de populatie vlindervissen op een diepte van 10 meter een aanwijzing was voor een verslechtering van het rif tussen 1996 en 2002.

Daarnaast zijn er zogenaamde "sentinels of the seabed"-soorten, die bijzonder gevoelig zijn voor veranderingen in hun omgeving. Deze soorten kunnen dienen als vroege waarschuwing voor de gezondheid van mariene ecosystemen onder druk van natuurlijke of antropogene verstoringen. Het gebruik van deze sentinels kan bijdragen aan kosteneffectief monitoren, vooral bij operaties zoals diepzee-mijnbouw.

Wat betreft de metingen van biodiversiteit zijn er verschillende belangrijke benaderingen ontwikkeld. Alpha-diversiteit (biodiversiteit binnen een specifiek leefgebied) en beta-diversiteit (biodiversiteit tussen verschillende leefgebieden) zijn twee veelgebruikte schalen voor het meten van biodiversiteit. Wanneer het volledige soortengamma moeilijk te verkrijgen is, zoals vaak het geval is in open zee-gebieden, worden alternatieve metrics, zoals taxonomische distinctiviteit en variatie in taxonomische distinctiviteit, nuttig. Deze indices geven inzicht in de ecologische rollen en interacties van soorten zonder te gevoelig te zijn voor de steekproefomvang.

De ontwikkeling van kwetsbaarheids- en milieusensitiviteitsindices speelt ook een belangrijke rol bij het prioriteren van conservatiegebieden. Deze indices, vaak gekoppeld aan Geografische Informatie Systemen (GIS), helpen bij het identificeren van gevoelige gebieden die vatbaar zijn voor milieuschade en bieden een basis voor besluitvorming en bescherming. In sommige gevallen, zoals bij de Golf van Aqaba, zijn kwetsbaarheidsindexen opgesteld om te bepalen welke gebieden het meest bescherming behoeven. Het is belangrijk om ook de waarde van habitats te begrijpen in termen van ecosysteemdiensten, waarbij we zowel de voordelen als de potentiële kosten van hun verlies moeten afwegen.

Deze benaderingen dragen bij aan het behoud van mariene biodiversiteit door een holistische en systematische manier van monitoren en evalueren te bieden, die verder gaat dan alleen het tellen van soorten. Dit vergemakkelijkt zowel het wetenschappelijke begrip als de praktische implementatie van beschermingsmaatregelen in een tijdperk van toenemende druk op onze mariene ecosystemen.