In de loop van de 20e en 21e eeuw is de conservatieve beweging in de Verenigde Staten door verschillende fasen gegaan. In de beginjaren van de Koude Oorlog was er een duidelijke poging om een "echte" conservatieve ideologie te onderscheiden van extremistische vormen, zoals het fascisme en de radicale rechtervleugel. Bekende figuren zoals William F. Buckley streefden ernaar extremisten als de John Birch Society en Ayn Rand uit te sluiten van het conservatieve discours. Dit gebeurde vooral in het vlaggenschip van de conservatieve media, The National Review. Dit zelfbeheersende proces was een poging om het conservatisme te zuiveren van extremisme, wat leidde tot een solide intellectuele basis voor de politieke beweging.
Echter, de hedendaagse conservatieve stromingen, zoals vertegenwoordigd door Fox News, de Tea Party en figuren als Donald Trump, vertonen nu veel meer kenmerken die we vaak associëren met wat Richard Hofstadter in de jaren '60 beschreef als "de paranoïde stijl". Dit houdt in dat de conservatieven van vandaag een wereldbeeld aanhangen waarin ze zich voortdurend bedreigd voelen door een vijandige, liberale elite die volgens hen de samenleving verzwakt. Dit uit zich in de acceptatie van complottheorieën en in een harde, vaak dogmatische benadering van politieke kwesties.
De oorsprong van deze verschuiving kan worden begrepen door een filosofische lens, vooral door te kijken naar de dialektiek van dogmatisme en scepsis, zoals gepresenteerd door Immanuel Kant. In zijn Critique of Pure Reason onderzoekt Kant hoe kennis en waarheid altijd een product zijn van onze eigen reden, maar tegelijkertijd niet volledig door ons verstand begrepen kunnen worden. Dit leidde hem tot de conclusie dat een kritische benadering van dogmatisme noodzakelijk is. Dogmatisme, zo betoogde Kant, is het standpunt dat bepaalde waarheden vanzelfsprekend zijn, zonder dat er kritisch over wordt nagedacht. Dit leidt onvermijdelijk tot scepsis, een houding die alle overtuigingen in twijfel trekt.
Deze dialectiek speelt ook een rol in de ontwikkeling van het conservatisme. In de 18e en 19e eeuw kwamen conservatieve denkers als Edmund Burke op, die de rol van traditie en cultuur benadrukten als fundamentele componenten van de samenleving. Burke was sceptisch over de capaciteit van de menselijke rede om universele waarheden vast te stellen, en vond dat moraliteit en politieke principes diep geworteld moesten zijn in traditie en cultuur. Dit type conservatisme is sterk relativistisch, omdat het ervan uitgaat dat de waarden van een samenleving ontstaan uit de unieke geschiedenis en identiteit van dat volk, en niet uit abstracte, universele principes.
Tegenwoordig lijkt het conservatisme zijn oorspronkelijke scepticisme en relativisme te hebben omgevormd tot een agressieve vorm van identiteitspolitiek. De nadruk ligt nu op het beschermen van de 'witte' identiteit en het in stand houden van de maatschappelijke status quo, met een sterk anti-liberale houding. De dialektiek van dogmatisme en scepsis heeft zich in deze context omgezet in een politiek waarin traditionele waarden dogmatisch worden verdedigd, terwijl nieuwe vormen van scepticisme over wetenschappelijke en rationele waarheden het fundament zijn voor een groeiende acceptatie van complottheorieën.
Een ander belangrijk aspect van de hedendaagse conservatieve politiek is de manier waarop het wordt gekoppeld aan de 'vriend-vijand' tegenstelling, zoals geanalyseerd door Carl Schmitt. In deze theorie wordt politiek gezien als een strijd tussen groepen die elkaar als fundamenteel vijandig beschouwen. Dit verklaart de polariserende retoriek die vaak wordt gebruikt door hedendaagse conservatieven, waarbij politieke tegenstanders niet alleen als ideologische opponenten worden gezien, maar als existentiële bedreigingen voor de eigen groep.
Dit zou echter niet moeten worden geïnterpreteerd als een simpele terugkeer naar oude vormen van autoritarisme. In plaats daarvan weerspiegelt het een meer complexe ontwikkeling, waarbij oude ideeën van scepticisme en relativisme een nieuwe vorm krijgen in een politieke beweging die steeds meer gericht is op het bewaren van culturele en etnische identiteit boven universele morele principes. Het is essentieel te begrijpen dat dit conservatisme, hoewel het zich beroept op morele absolutismen, in werkelijkheid diep geworteld is in de erkenning van de relativiteit van waarden, iets wat het deelt met de filosofieën van bijvoorbeeld Edmund Burke.
De hedendaagse rechtse politiek moet dan ook worden begrepen als een reactie tegen de mondialisering en de verschuiving naar een meer universele en inclusieve samenleving. De nadruk op het behoud van identiteit en het beschermen van nationale waarden wordt vaak gepresenteerd als een verdediging tegen de 'verderfelijke' invloeden van het liberalisme en de multiculturalisme. In werkelijkheid is dit een manier om het bestaande machtsstructuren te behouden en de privileges van bepaalde groepen te beschermen.
In dit licht kunnen we de huidige conservatieve bewegingen niet alleen zien als een politieke reactie, maar als een bredere culturele reactie op de veranderingen die de moderne tijd met zich meebrengt. Deze filosofische wortels van het conservatisme bieden ons een raamwerk om de huidige politieke dynamiek te begrijpen, waarin de strijd om identiteit en het verzet tegen universele waarden centraal staan.
Wat Betekent de Fracturering van de Conservatieve Gedachte voor de Politieke Zelfstandigheid?
De hedendaagse politieke crisis kan niet los worden gezien van de technologische en maatschappelijke veranderingen die onze opvattingen over politiek en autonomie hebben hervormd. Het ideaal van politieke vertegenwoordiging is langzaam maar zeker vervangen door een soort ongrijpbare, virtuele politiek die nauwelijks nog contact maakt met de werkelijke belangen van mensen. Wat we tegenwoordig zien is een breuk in de conservatieve gedachte, een verschuiving die deels het gevolg is van de opkomst van de Alt-Right en haar aansluiting bij bestaande politieke structuren.
Deze breuk is niet zomaar een verandering van ideologie, maar een gevolg van het afnemen van echte politieke autonomie. In plaats van politieke veranderingen te realiseren door radicale actie en theorie, zien we hoe politieke bewegingen zich steeds meer aanpassen aan de bestaande structuren van macht. In wezen wordt de strijd om autonomie geabsorbeerd door het systeem, wat de weg vrijmaakt voor populistische en reactionaire bewegingen die niet echt zoeken naar oplossing van de materiële problemen die de samenleving teisteren.
De Alt-Right, bijvoorbeeld, is het resultaat van een systematische verplaatsing van ideologieën die eerst radicaal en revolutionair waren, maar nu een soort ‘gecontroleerde oppositie’ zijn geworden. De Alt-Right verschuift van een radicaal, nihilistisch standpunt naar een meer geconsolideerde partij van ‘witte belangen’, die met dezelfde symboliek en argumenten opereert als de conservatieve stromingen die hun eigen samenleving hebben getailleerd. Het idee dat deze beweging een ‘stem van verzet’ is, is slechts schijn. In werkelijkheid blijft het de onderdrukking van het systeem versterken, door de symbolen van verzet te gebruiken zonder echt uit het systeem zelf te breken.
De Alt-Right is een gedestilleerd product van conservatieve idealen, gedreven door een representatie van het verleden die zich in stand houdt door middel van historische revisie. Dit proces van ‘geschiedenis recyclen’ zorgt ervoor dat deze beweging niet in staat is om de structurele ongelijkheden van de moderne samenleving aan te pakken. Hun reactie tegen de staat, het kapitalisme en de ‘degelijke’ vrijheid is een herhaling van wat er al in het verleden was, zonder werkelijk te kijken naar de fundamentele oorzaken van sociale en economische problemen.
In veel opzichten ligt de oplossing buiten de logica van zowel de staat als de markt. Gemeenschappen die zichzelf bevrijden van de monopolies die de staat en de markt hen opleggen, kunnen werkelijk zelfbestuur realiseren. Dit veronderstelt een heroverweging van hoe we collectieve kracht kunnen opbouwen zonder vast te zitten in de beperkende symbolen van de politiek van vroeger. We kunnen pas echt verandering realiseren wanneer we politieke symbolen, identiteiten en strategieën achter ons laten en nieuwe vormen van collectieve actie verkennen die niet gebaseerd zijn op de oude vormen van representatie.
Wat verder van belang is, is de visie die we ontwikkelen om deze autonomie te bereiken. Het gevaar van het vasthouden aan de oude paradigma’s, zoals het ‘individu versus de staat’, creëert een vals dilemma dat niet bijdraagt aan echte bevrijding. In plaats daarvan moeten we voorbij deze klassieke politieke tegenstellingen denken. Het oude debat tussen links en rechts, tussen de staat en het individu, creëert slechts een vicieuze cirkel van politieke en ideologische herhalingen, die ons blijft afleiden van wezenlijke verandering. Het idee van vrijheid en democratie wordt vaak geconstrueerd als een ideaal, terwijl het in werkelijkheid een contradictie blijft door de historische erfenissen van kolonialisme, racisme en sociale ongelijkheid.
Denk ook aan de historische bewegingen die pogingen hebben ondernomen om deze processen van onderdrukking te doorbreken, maar die vaak vastliepen in dezelfde valstrikken van politieke representatie. Van de Franse revolutie tot de antikoloniale bewegingen van de twintigste eeuw, het idee van ‘zelfbeschikking’ werd vaak geassimileerd door de bestaande structuren. De sleutel tot verandering ligt niet in het versterken van deze structuren, maar in het radicaal transformeren van de basisvoorwaarden voor politieke macht en autonomie. Als we werkelijk autonomie willen realiseren, moeten we niet alleen de symbolen verbranden die ons binden aan de politiek van het verleden, maar ook een nieuwe werkelijkheid opbouwen die buiten de bestaande machtsstructuren staat.
Endtext
Hoe de Grenzen van Identiteit in de Moderne Wereld Gevonden en Verlies Lijden: Een Analyse van de Transnationale Ervaring
In de hedendaagse literatuur worden de grenzen van nationale, culturele en zelfs seksuele identiteit steeds vager. In de wereld van Gil Cuadros’ verhaal My Aztlán: White Place, wordt de spanning tussen het verlangen naar een thuis en de realiteit van voortdurende vervreemding op een confronterende manier gepresenteerd. De hoofdpersoon, die zich heen en weer beweegt tussen de werelden van de Chicano-gemeenschap en de homoscene, wordt voortdurend geconfronteerd met het gevoel niet volledig ergens bij te horen. Hij is geen volledige insider in een van deze gemeenschappen, maar tegelijkertijd is hij ook uitgesloten van beide.
Het verhaal begint met een krachtige scène waarin de hoofdpersoon, na een nacht uit in witte homobars in Los Angeles, zich nostalgisch herinnert aan zijn kindertijd. Toch wordt zijn verlangen naar verbondenheid onderbroken door het harde besef dat, zelfs in deze momenten van intimiteit, hij altijd ‘de ander’ zal blijven: “Ze vragen waar ik vandaan kom, teleurgesteld in mijn antwoord, alsof zij de ‘inboorlingen’ zijn.” Deze afwijzing van zijn identiteit door de mensen die hij ontmoet, wordt niet alleen gekarakteriseerd door hun fascinatie voor ‘de ander’, maar ook door hun onbewuste overtuiging dat zij recht hebben op de ruimte die hij niet bezit. Dit is een kritiek op het racisme en de culturele arrogantie van een samenleving die zichzelf als norm beschouwt, terwijl ze tegelijkertijd de exotische 'ander' voor hun eigen doeleinden benut.
Cuadros creëert hiermee een beeld van de wereld waarin de hoofdpersoon zich bevindt: een wereld die gekenmerkt wordt door fragmentatie, door de fysieke en symbolische vervreemding van de gemeenschappen die hem zouden moeten omarmen. Terwijl hij terugrijdt naar zijn oude buurt, herinnert hij zich de vergane glorie van een verleden dat letterlijk en figuurlijk is weggevaagd: “Ik werd geboren onder deze snelweg, in een huis met een tuinhek dat nu ondergeploegd is.” Deze verwijzing naar het verdwijnen van zijn huis, de vernietiging van zijn verleden, toont aan hoe de hoofdpersoon wordt gekarakteriseerd door verlies en vergetelheid. Zijn terugkeer naar deze plek onthult een dystopische werkelijkheid waarin hij zijn verleden niet alleen fysiek niet meer kan terugvinden, maar ook mentaal niet meer kan omarmen.
Het verhaal van Cuadros benadrukt de strijd van een individu die gevangen zit tussen twee werelden die hem niet volledig accepteren. De identiteit van de hoofdpersoon wordt niet alleen bepaald door zijn etnische achtergrond, maar ook door zijn seksuele geaardheid en de manier waarop beide gemeenschappen – Chicano en homoseksueel – hem telkens weer afwijzen. Dit creëert een “neither-nor” crisis, zoals Spires het noemt, waarin de hoofdpersoon niet volledig kan behoren tot de ene of de andere groep, wat zijn gevoel van identiteit verder complicates.
De suggestie van Aztlán, het mythologische Azteekse thuisland dat vaak in Chicana/o-literatuur wordt aangeroepen, biedt een glimp van hoop. Aztlán wordt gepresenteerd als een utopisch ideaal, een plek van afkomst en verbondenheid. Maar in het geval van de hoofdpersoon blijft deze droom onbereikbaar, een vluchtig visioen dat onder de stad van beton en asfalt begraven ligt. De uitgestrekte ruimte van Aztlán wordt niet gerealiseerd in de fysieke wereld, maar als een innerlijk landschap van verlangen en verlies.
Cuadros’ verhaal kan worden gelezen als een weerspiegeling van bredere sociale en culturele vragen rondom identiteit, en vooral de problematiek van transnationale gemeenschappen. Het verhaal toont hoe de realiteit van immigratie en de verbeelding van een verloren thuisland met elkaar verweven zijn, maar ook hoe deze verbeeldingen zelf vervormd worden door de maatschappelijke structuren van discriminatie en uitsluiting. In de context van transborder theory, zoals ontwikkeld door Lynn Stephen, kan dit verhaal worden begrepen als een kritische benadering van de manier waarop identiteiten zich vormen en hervormen over grenzen heen. Het biedt een verhaal van iemand die voortdurend tussen culturen beweegt, maar nergens echt kan aarden.
Het verhaal van Cuadros legt ook de complexe dynamiek bloot van wat het betekent om een immigrant te zijn in de Verenigde Staten, vooral voor degenen die zich niet simpelweg in de traditionele ethno-raciale categorieën kunnen plaatsen. De dynamiek van ‘buitenstaander zijn’, van iemand die geen vaste plek heeft in de samenleving, heeft verstrekkende gevolgen voor de persoonlijke ervaring van het individu. Het creëert een wereld van isolatie, maar ook van mogelijke vernieuwing. De ervaring van de hoofdpersoon is de ervaring van velen die zich tussen verschillende culturele, raciale en sociale realiteiten bevinden en toch nergens volledig welkom zijn.
In dit verhaal wordt de waarde van gemeenschapsgevoel en empathie benadrukt, al is deze vaak moeilijk te realiseren in een maatschappij die haar normen en waarden als universeel beschouwt. De hoofdpersoon blijft ondanks alles zoeken naar een plek waar hij echt thuis kan zijn, maar hij wordt steeds geconfronteerd met de harde realiteit van vervreemding en afwijzing. Het verhaal moedigt ons aan na te denken over de plaatsen waar we werkelijk thuis kunnen zijn, en de manieren waarop we die plekken creëren – niet alleen voor onszelf, maar ook voor de anderen die we als gemeenschappen beschouwen.

Deutsch
Francais
Nederlands
Svenska
Norsk
Dansk
Suomi
Espanol
Italiano
Portugues
Magyar
Polski
Cestina
Русский