Vloeibaar kristallijne polymeren (LCP's) vertonen bijzondere eigenschappen die hen onderscheiden van traditionele thermoplasten. Deze polymeren hebben zowel de eigenschappen van klassieke polymeren, zoals de mogelijkheid om te stollen en te smelten, als de eigenschappen van vloeibare kristallen, waarbij de moleculen zich op een geordende manier rangschikken, maar zonder dat ze een kristallijne structuur vormen. Van bijzonder belang zijn LCP's voor hun toepassingen in thermoplastische materialen, zoals polyethyleen (PE), polyvinylchloride (PVC), polypropyleen (PP), polytetrafluorethyleen (PTFE), polymethylacrylaat (PMA) en polystyreen (PS). Deze materialen, voornamelijk opgebouwd uit koolwaterstofketens, vertonen interessante eigenschappen door hun aanzienlijke kristalliniteit, die hen in hun vloeibare toestand tijdens verwerking onderscheiden van standaard thermoplasten.
LCP's kunnen worden gecategoriseerd op basis van de plaatsing van de mesogene eenheden. Er zijn vier belangrijke types: main-chain, side-chain, gecombineerde main-chain/side-chain, en cross-linked polymeren.
Bij main-chain LCP's (MCLCP's) zijn de mesogene groepen direct verbonden met de hoofdketen van het polymeer. Dit type polymeren vertoont typisch een nematische fase, waarbij de moleculen zich langs een bepaalde richting oriënteren, of een discotische fase in het geval van helical MCLCP's. MCLCP's zijn bijzonder geschikt voor technische toepassingen vanwege hun elasticiteit en de vloeibare kristallijne eigenschappen van de mesogene eenheden, die in hun structurele opbouw zorgen voor sterke intermoleculaire interacties.
Een ander type is de side-chain LCP (SCLCP), waarbij de mesogene groepen aan de zijkant van de hoofdketen zijn bevestigd, via flexibele spaciërende groepen. Dit type polymeer toont een ander fasegedrag, omdat de rigide segmenten ontbreken in de hoofdketen en de mesogene groepen losjes aan de keten vastzitten. De aanwezigheid van deze flexibele spaciërende eenheden zorgt ervoor dat SCLCP's relatief eenvoudig kunnen worden gesynthetiseerd en op grote schaal toegepast, wat hen aantrekkelijk maakt voor toepassingen in de optische industrie en andere geavanceerde technologieën.
Gecombineerde main-chain/side-chain LCP's combineren de voordelen van beide voorgaande typen. In deze polymeren zijn de mesogene eenheden zowel aan de hoofdketen als aan de zijkanten bevestigd. Het gedrag van deze polymeren is sterk afhankelijk van de interactie tussen de mesogene eenheden op zowel de hoofdketen als de zijketens. Dit type polymeer heeft unieke eigenschappen die afhankelijk zijn van de specifieke configuratie van de mesogene groepen en de afstanden tussen deze groepen.
Cross-linked LCP's (CLCP's) ontstaan wanneer de polymeren chemisch worden gekruist door reactieve groepen, wat resulteert in netwerkmoleculen die de vorming van een stabiele, onveranderlijke structuur mogelijk maken. Dit type polymeer is vooral interessant voor toepassingen zoals optische schakelaars, golfgeleiders en geavanceerde composieten, vanwege hun verbeterde thermische en mechanische eigenschappen die voortkomen uit de netwerkmatrix.
De faseovergangen van LCP's, van isotropisch naar nematisch, en in sommige gevallen smectisch, kunnen een aanzienlijke invloed hebben op hun toepassingen. De isotrope fase is een fase waarin de moleculen geen specifieke oriëntatie vertonen, terwijl de nematische fase een zekere mate van moleculaire oriëntatie langs een gemeenschappelijke richting vertoont. Het gedrag van deze polymeren in verschillende fasen wordt vaak bestudeerd door middel van technieken zoals Small Angle Neutron Scattering (SANS), die de conformatie van de polymeren op moleculair niveau analyseert.
Een van de grotere uitdagingen bij het gebruik van LCP's is het bepalen van de conformatie van de polymeren, vooral wanneer ze zich in de isotrope en nematische fasen bevinden. In de isotrope fase gedraagt het polymeer zich zoals een klassieke flexibele keten, terwijl het in de nematische fase een meer geordende, anisotrope structuur vertoont. Het meten van de afmetingen van de keten in beide fasen levert inzicht in de interne structuur van het polymeer en hoe dit de eigenschappen van het materiaal beïnvloedt.
Wat belangrijk is om te begrijpen, is dat de chemische en ruimtelijke eigenschappen van de mesogene eenheden en hun interacties binnen het polymeer de fundamentele eigenschappen van LCP's bepalen. De manier waarop deze eenheden zijn georganiseerd en hoe ze onder invloed van temperatuur en externe omstandigheden gedrag vertonen, speelt een cruciale rol in het bepalen van hun gebruik in verschillende toepassingen. Het ontwikkelen van LCP's die optimaal functioneren in specifieke toepassingen vereist dan ook een grondige kennis van zowel hun chemische structuur als hun fysische gedrag.
Wat is het belang van de Gay–Berne Potentiaalmodellen in de studie van vloeibare kristallen?
De Gay-Berne (GB) potentiële modellen worden veelvuldig gebruikt om de interacties tussen moleculen in vloeibare kristallen (LC's) te beschrijven, met name die van anisotropische moleculen, zoals de mesomorfe fasen die zich vormen in deze stoffen. De GB-modellen zijn krachtig vanwege hun vermogen om de richtingafhankelijkheid van moleculaire interacties te vangen, wat essentieel is voor het begrijpen van de structuur en de dynamiek van vloeibare kristallen.
Een variant van het klassieke Gay-Berne model is het zogenaamde GB(n − 6) model, waarin de afhankelijkheid van de afstand tussen moleculen wordt gemodelleerd met een kracht die afneemt met de zesde macht van de scheidingsafstand. Deze benadering biedt een gedetailleerder inzicht in de interacties tussen moleculen in verschillende arrangementen. Bij vergelijking van de GB(10−6) en GB(18−6) potentiaalenergieën als functie van de gereduceerde scheidingsafstand, kan men zien hoe verschillende moleculaire configuraties (zoals parallel, gekruist, T-vormig of eind-tot-eind) de potentiaal beïnvloeden.
Het modified Gay-Berne (MGB) model, een verfijning van het originele model, introduceert een extra aantrekkingsparameter (As) die de verhouding tussen de afstotende en aantrekkende interactiekrachten tussen moleculen regelt. Door de waarde van deze parameter te variëren, kan de rol van de aantrekkingskracht ten opzichte van de afstotende kracht worden geanalyseerd. Wanneer As gelijk is aan 1, herstelt het model zich tot de originele GB-potentiaal. De aanpassing van As heeft echter een significant effect op de interactie-energieën en de dynamica van de moleculen, vooral bij het wijzigen van de configuraties tussen moleculen.
De invloed van As op de interactie-energie, zoals getoond in figuur 1.14, laat duidelijk zien dat het voor de verschillende waarden van As (bijvoorbeeld As = 0, 0.5, 1.0, en 1.2) leidt tot significante veranderingen in de potentiële energie tussen moleculen. Deze aanpassingen zijn belangrijk voor het begrijpen van de complexiteit in vloeibare kristallen, waar de moleculen niet alleen van elkaar afstoten, maar ook aantrekking tussen hen kan optreden, afhankelijk van de relatieve oriëntaties en scheidingsafstanden.
Naast deze geavanceerde potentiële modellen, zoals de GB en MGB, zijn er atomistische modellen die op atomair niveau de interacties tussen de atomen in moleculen beschrijven. Deze modellen gebruiken een krachtveldpotentiaal die termijnen omvat voor bindingsrek, bochten van bindingshoeken, torsionele rotaties en niet-gebonden interacties. Bij deze benaderingen wordt de interactie van atomen onderling vaak weergegeven door Taylor-ontwikkelingen rond de evenwichtsafstanden, waarbij de krachten die ontstaan door bindingsveranderingen worden geïntroduceerd. Torsionele rotaties worden bijvoorbeeld vaak gemodelleerd via Fourier-reeksen, wat verder bijdraagt aan de nauwkeurigheid van het model bij het beschrijven van de dynamiek van vloeibare kristallen op atomair niveau.
Op een hoger schaalniveau wordt het Coarse-Grained (CG) model gebruikt om complexe materialen zoals LC-polymeren en dendrimers te bestuderen. Het CG-model, ontwikkeld door Wilson en collega's, combineert anisotropische potentiaalmodellen voor mesoschaal-simulaties met sites die interactie vertonen volgens het Lennard-Jones (LJ) potentiaalmodel. Dit model maakt het mogelijk om de interacties tussen moleculen op een ruimer niveau te begrijpen en is nuttig bij de simulatie van systemen die te complex zijn voor atomistische benaderingen.
Het begrip van de interacties in vloeibare kristallen vereist verder inzicht in de statistische eigenschappen van de systemen. Zo worden veel distributiefuncties gebruikt om de oriëntatie en positionering van moleculen binnen een vloeibaar kristal te begrijpen. De n-deeltjes distributiefuncties zijn essentieel voor het definiëren van de ordeparameters van het systeem, die op hun beurt de fase-overgangen en de dynamica van de vloeibare kristallen bepalen. Deze distributies beschrijven de waarschijnlijkheid van het vinden van n deeltjes binnen een specifiek volume en worden gebruikt om belangrijke fysische eigenschappen zoals dichtheid, oriëntatie en correlaties van moleculen te bepalen.
De definitie van de ordeparameters speelt een cruciale rol in het karakteriseren van de mesofase van vloeibare kristallen. In termen van enkel-deeltjes en twee-deeltjes distributies kunnen we inzicht krijgen in de ruimtelijke en oriëntatiedynamiek van de moleculen, wat leidt tot een dieper begrip van de eigenschappen van vloeibare kristallen in verschillende fasen.
De complexiteit van de interacties in vloeibare kristallen en de noodzaak om zowel korteafstandsinspanningen als langeafstandseffecten te begrijpen, benadrukt het belang van gedetailleerde en geavanceerde modellen. Terwijl de atomistische benaderingen zich richten op het micro-niveau, stellen de coarse-grained en potentiaalmodellen onderzoekers in staat om macroscopische fenomenen zoals de zelforganisatie en de vloeibare kristalstructuren te begrijpen.
Naast de potentiaalmodellen zelf, moeten onderzoekers ook aandacht besteden aan de manier waarop simulaties en modellen worden uitgevoerd, aangezien deze nauw samenhangen met de effectiviteit van het voorspellen van materiaalgedrag. Het balanceren van precisie en rekensnelheid blijft een uitdaging bij het modelleren van complexe vloeibare kristalsystemen.
Wat is de rol van het externe elektrische veld in de effecten op vloeibare kristallen?
Het gedrag van vloeibare kristallen (LC) wordt sterk beïnvloed door externe elektrische velden, wat leidt tot verschillende interessante effecten die essentieel zijn voor de toepassing van deze materialen in opto-elektronische apparaten. Het gebruik van elektrische velden op vloeibare kristallen is de basis van veel technologieën, zoals vloeibare kristaldisplays (LCD's) en andere visuele technologieën. De interactie tussen vloeibare kristallen en elektrische velden kan leiden tot veranderingen in de oriëntatie van de moleculen, de optische eigenschappen van het materiaal en zelfs de dynamische respons van de kristallen. Dit hoofdstuk bespreekt enkele belangrijke effecten van elektrische velden op vloeibare kristallen, met de nadruk op flexo-elektrisch effect, electroclinic effect, Clark-Lagerwall effect en het dielectrische verwarmingseffect.
In de eerste plaats is het flexo-elektrisch effect belangrijk voor het begrijpen van de deformatie van de moleculaire lagen van vloeibare kristallen. Wanneer een elektrisch veld wordt aangelegd op een nematisch vloeibaar kristal, kan de oriëntatie van de c-director, of de moleculaire richting, worden gebogen. Dit effect leidt tot de opwekking van polarisatie in de vloeistof, zoals weergegeven in figuur 2.10. Het flexo-elektrisch effect is een gevolg van de vervorming van de smectische laagstructuur van de vloeibare kristallen, waarbij de moleculen als het ware in een gedraaide lintstructuur terechtkomen. De mate van deze vervorming hangt af van de aard en de richting van het aangelegde elektrische veld, wat kan resulteren in verschillende vormen van deformatie, zoals pure buiging of spreiding van de moleculen.
Een ander belangrijk fenomeen dat kan optreden in de aanwezigheid van een elektrisch veld, is het electroclinic effect, dat specifiek optreedt in de chiraal smectische fase Sm A*. Dit effect is ontstaan uit de symmetrieanalyse van ferroelectrische liquid crystal fasen en werd voor het eerst beschreven door Garaff en Meyer. Wanneer een elektrisch veld wordt aangelegd, kunnen de moleculen van het vloeibare kristal in de Sm A* fase een gemiddelde moleculaire kanteling ervaren, die loodrecht staat op het vlak dat het elektrische veld en de laagnorm bevatten. Dit effect kan worden gevisualiseerd zoals in figuur 2.11, waar de georiënteerde moleculen onder invloed van het elektrische veld kantelen en daardoor een hoek veranderen, wat de eigenschappen van het materiaal verandert. Het electroclinic effect is een belangrijk kenmerk van smectische vloeibare kristallen en heeft toepassingen in het verbeteren van de prestaties van optische schakelaars en displays.
Het Clark-Lagerwall effect speelt een cruciale rol bij de heroriëntatie van de director in de vloeibare kristallen bij het omkeren van het elektrische veld. Dit effect wordt vaak waargenomen in ferroelectrische vloeibare kristallen (FLC), waar het elektrisch veld de moleculen van hun stabiele toestand naar een andere toestand kan verplaatsen. Dit proces is niet slechts een eenvoudige verschuiving van moleculen, maar een dynamisch effect waarbij de moleculen zich langs een kegeloppervlak bewegen. Het gedrag van de director kan worden gemeten door de variatie in lichttransmissie die optreedt wanneer een FLC-cel tussen twee gepolariseerde filters wordt geplaatst. Het effect kan een grote impact hebben op de snelheid en stabiliteit van schakelingen in opto-elektronische apparaten, wat weer van belang is voor toepassingen zoals beeldschermen en lichtmodulatoren.
Naast de bovenstaande effecten is er het dielectrische verwarmingseffect, waarbij een elektromagnetisch veld de temperatuur van een vloeibaar kristal verhoogt door de moleculaire dipolen te heroriënteren. Dit proces genereert wrijving tussen moleculen, wat leidt tot een verhoging van de temperatuur. Dit effect wordt beïnvloed door de frequentie van het aangelegde elektrische veld, de specifieke eigenschappen van het vloeibare kristal en de thermische geleidbaarheid van het omringende medium. Een van de belangrijkste gevolgen van het dielectrische verwarmingseffect is dat de brekingsindex van het vloeibare kristal verandert, wat de optische eigenschappen van het materiaal beïnvloedt. Het effect kan echter zowel positieve als negatieve gevolgen hebben, afhankelijk van de specifieke toepassing en de eigenschappen van het systeem. Het is van belang te begrijpen dat het dielectrische verwarmingseffect voornamelijk van belang is bij de werking van twisted nematic displays, vooral wanneer deze zich in de aan- of uitstaat bevinden.
Bij het bestuderen van de interactie tussen vloeibare kristallen en elektrische velden, moet de lezer zich bewust zijn van de complexiteit van de dynamiek van vloeibare kristallen onder invloed van externe invloeden. De moleculaire oriëntatie, de visco-elastische eigenschappen, en de respons van de vloeibare kristallen op elektrische velden kunnen variëren afhankelijk van de specifieke fase van het vloeibare kristal, de geometrie van de cel, en de aard van het aangelegde veld. Dit benadrukt de noodzaak om gedetailleerde experimenten en modellen te ontwikkelen die het gedrag van vloeibare kristallen kunnen voorspellen in verschillende omstandigheden. Bovendien moeten de implicaties van deze effecten voor de prestaties van commerciële en industriële toepassingen zoals displays, sensoren en optische schakelaars goed begrepen worden om het volledige potentieel van vloeibare kristallen in technologieën te benutten.
Hoe beïnvloeden polymeerfilms de pre-tilthoek in vloeibare kristallen?
De methode voor het genereren van een pre-tilthoek in vloeibare kristallen (LC's) omvat een zorgvuldige wrijving van polymeerfilms (bijvoorbeeld amidefilms). Hierbij moet de chemische structuur van de georiënteerde nematische vloeibare kristallen in overweging worden genomen. Het ontbreken van alkylvertakkingen leidt tot een lage pre-tilthoek (~2°), terwijl polyimidefilms met een lage dichtheid van alkylvertakkingen een gemiddelde pre-tilthoek (~5°) veroorzaken. Een hoge pre-tilthoek (~20°) kan worden bereikt met een hoge dichtheid van alkylvertakkingen. Dit effect is te verklaren: de aanwezigheid van alkylvertakkingen vergroot de neiging tot een homeotropische oriëntatie omdat ze op de polyimide-oppervlakte werken op een manier die vergelijkbaar is met oppervlakte-actieve stoffen. De gekantelde oriëntatie van nematische LC-moleculen kan ook worden verkregen door het gebruik van oppervlakte-actieve stoffen.
De pre-tilthoek neemt onomkeerbaar toe met de temperatuur, doordat de flexibiliteit van de polymerenketens toeneemt. Dit effect is duidelijker bij grotere dielektrische constanten van LC's. Een pre-tilthoek van ongeveer 200° kan worden bereikt met behulp van een schuin verdampingsproces van SiO2. Momenteel ligt de pre-tilthoek die wordt verkregen door praktische wrijvingsmethoden rond een paar graden. Daarom is er behoefte aan technieken die hogere tilthoeken kunnen induceren. Het idee van monodomeinen en het mengen van homogene en verticale oriëntatiepolyimidenmaterialen om hoge pre-tilthoeken te verkrijgen, is ontwikkeld. Lage en hoge pre-tilthoeken kunnen ook worden bereikt door een fotooriëntatietechniek, in het bijzonder door gebruik te maken van niet-gepolariseerd schuin invallend licht.
De karakterisering van vloeibare kristalmaterialen is van essentieel belang voor het meten van eigenschappen die nauwkeurig moeten worden vastgesteld voor de selectie van materialen voor toepassingen. Dit kan worden gedaan door metingen van dielektrische, elektro-optische, textuur- en andere eigenschappen. Voor deze doeleinden worden vaak verschillende instrumenten gebruikt: een schone werkstations, spincoater, polijstmachine, elektrisch oven, hot stage, polarisatie-microscoop, automatische vloeibare kristallen tester, impedantie-analyzers en diverse andere specialistische apparatuur.
De meest gebruikte techniek voor de identificatie van de fasen van vloeibare kristallen is de polarisatie-optische microscopie (POM). POM maakt het mogelijk om de verschillende fasen van vloeibare kristallen te herkennen, aangezien elke fase zijn eigen optische texturen vertoont. Het vereist echter veel ervaring en deskundigheid om de fasen correct te identificeren. Als complementaire techniek wordt vaak differentiële scanning calorimetrie (DSC) gebruikt, die de aanwezigheid van mesofasen onthult door de enthalpieverandering die gepaard gaat met een faseovergang te detecteren. De types vloeibare kristallen kunnen echter niet via deze techniek worden geïdentificeerd, maar de mate van enthalpieverandering biedt wel aanwijzingen over de moleculaire ordening binnen een mesofaase.
X-ray analyse blijft de ultieme techniek voor de identificatie en classificatie van vloeibare kristallen, aangezien het de positie van moleculen binnen een fase in kaart brengt. Dit bepaalt de fase-structuur en de classificatie waartoe een bepaalde fase behoort. Om de informatie te maximaliseren, worden uitgelijnde monsters vereist. Een andere methode voor het identificeren van vloeibare kristallen is het mengbaarheidsstudie. Bij deze techniek wordt materiaal met een onbekende mesofaase gemengd met een bekend materiaal waarvan de fasetypes al bekend zijn. Als een bepaalde mesofaase van het onbekende materiaal volledig mengbaar is met een bekende mesofaase, dan zijn de fasen waarschijnlijk van dezelfde soort, dat wil zeggen met dezelfde symmetrie. Deze methode biedt de eerste aanwijzingen over de fasetypes, die verder kunnen worden bevestigd met andere technieken.
Voor de thermische onderzoeken van vloeibare kristallen is de overgangstemperatuur van mesofasen van groot belang. Vloeibare kristallen vertonen een rijke verscheidenheid aan mesomorfisme, wat betekent dat een bepaald mesogeen verschillende vloeibare kristalfasen vertoont tussen de kristallijne vaste stof en de isotrope vloeistoffase. Een volledige karakterisering van vloeibare kristalmaterialen vereist kennis van de overgangstemperatuur, waarop een mesofaase overgaat naar een andere fase, evenals de bijbehorende overganghoeveelheden zoals overgangsdichtheid, overgangsentalpie, en de warmte van overgang. In plaats van een scherpe waarde kan de overgangstemperatuur zich over een bepaald bereik uitstrekken. Verschillende technieken kunnen worden gebruikt voor het bepalen van de overganghoeveelheden, zoals textuurobservaties en differential scanning calorimetrie (DSC).
Textuurobservatie is een belangrijke stap bij het bepalen van de overgangstemperatuur. Het is aan te raden om een Carl Zeiss-polarisatiemicrofoon (Axioskop-40) te gebruiken voor de meting van de overgangstemperatuur. De overgangstemperatuur van verschillende vloeibare kristalfasen kan worden herkend door een langzaam afkoelen van het monster in een temperatuurgecontroleerde houder, en de veranderingen in de textuur van het materiaal in de cel worden geobserveerd onder een polarisatiemicrocoop. In de isotrope fase is de optische transmissie onder gekruiste polarisatoren nul, ongeacht de oriëntatie van het monster. Wanneer het monster afkoelt, kunnen de overgangsfasen worden geïdentificeerd door te kijken naar de veranderingen in de textuur en optische transmissie van het materiaal.
Differentiële scanning calorimetrie (DSC) is een krachtige techniek die wordt gebruikt om het thermisch gedrag en de verschillende fasesequenties in een materiaal te bestuderen. Het onthult de aanwezigheid van faseovergangen door de enthalpieverandering die gepaard gaat met elke faseovergang te detecteren. Dit biedt een duidelijk inzicht in de fasen die zich in het materiaal bevinden, hoewel de precieze identiteit van de fasen moeilijk te bepalen is zonder aanvullende technieken. De twee kamers in de DSC-analyse (de referentie- en monsterkamer) worden verwarmd of gekoeld volgens een vooraf ingesteld temperatuurprogramma, waarbij de enthalpieverandering tijdens de faseovergangen wordt gemeten.
Het is essentieel om de verschillende technieken die worden gebruikt voor de karakterisering van vloeibare kristallen goed te begrijpen, omdat ze cruciaal zijn voor het bepalen van de juiste eigenschappen van de materialen en het selecteren van de meest geschikte voor specifieke toepassingen.
Wat zijn lamellaire mesofasen en hoe worden deze gesynthetiseerd?
De term lamellaire mesofase verwijst naar een specifiek type vloeibare kristallijnstructuur, waarbij de moleculen zich in dunne lagen organiseren. Dit type mesofase vertoont een ordening die lijkt op die van calamitische smectische mesogenen, met een fanachtige breuktextuur en grote domeinen. Dit gedrag werd voor het eerst gedocumenteerd in discotische metallomesogenen, zoals bis(p-n-decylbenzoyl)methanato koper(II), die door Giroud-Godquin en Billard werden onderzocht. In de lamellaire mesofase (DL) werden geen kolomstructuren waargenomen, en de moleculen vertoonden een vloeibare ordening binnen de lagen, wat een belangrijke eigenschap is van deze mesofase.
De lamellaire mesofase is een bijzonder interessante fase voor de ontwikkeling van nieuwe materialen, vooral wanneer het gaat om het ontwerp van vloeibare kristallen die gebruik maken van discvormige moleculen. Deze mesofase kan in verschillende systemen worden geïnduceerd, zoals met triphenyleensilaan derivaten, die in staat zijn om zichzelf te assembleren in een lamellaire structuur. Dit werd onderzocht door Mansueto et al., die triphenyleen-gebaseerde silaan derivaten synthetiseerden die in staat waren om discvormige lamellaire mesofasen te vormen.
De structuur van de lamellaire mesofase is vaak niet volledig begrepen, maar een van de voorgestelde structuren is een schuin geplaatste SmC-achtige structuur, waarbij de moleculaire vlakken gekanteld zijn ten opzichte van de laagnormaal met ongeveer 5°. Dit onderzoek is uitgevoerd met behulp van verschillende analytische technieken, waaronder röntgendiffractie en NMR-spectroscopie, die de algemene kenmerken van de lamellaire mesofase verder hebben verduidelijkt.
Een ander opvallend kenmerk van lamellaire mesofasen is dat de moleculaire interacties tussen de kerngroepen van de moleculen de mate van ordening bepalen. Dit wordt duidelijk in het geval van de triphenyleen-gebaseerde systemen, waar de moleculaire interacties tussen de kernen verantwoordelijk zijn voor de vorming van de lamellaire structuur. Wanneer de moleculen in de lamellaire mesofase smelten, verliezen de alkylketens hun vaste vorm en zorgen ze voor de vloeibaarheid van de mesofase. Bij verhitting wordt de ordening van de moleculaire kernen verminderd, wat leidt tot de overgang naar de isotrope vloeibare fase.
Het ontwerp van discvormige mesogenen speelt een cruciale rol in de ontwikkeling van vloeibare kristallen met lamellaire mesofasen. De meeste discvormige vloeibare kristallen (DSLC's) worden gesynthetiseerd door de centrale kern van het molecuul aan te passen, evenals de zijketens en de verbindingsgroepen die aan de kern zijn bevestigd. De aanwezigheid van deze twee contrasterende eenheden in de moleculen is verantwoordelijk voor het mesomorfe gedrag, terwijl de interactie tussen de kernen de aard van de mesofase bepaalt. Dit is belangrijk voor het begrijpen van de mechanismen die ten grondslag liggen aan de overgang van verschillende mesofasen, inclusief de lamellaire fase.
Bij het ontwerpen van DSLC's wordt vaak gebruikgemaakt van aromatische hydrocarbonkernen zoals benzeen, naftaleen, fenanthreen, en anthraceen. Deze kernen worden vaak beschermd met stabiele functionele groepen, zoals methoxy-groepen, om de vorming van ongewenste bijproducten te voorkomen. De reactieve hydroxylgroepen worden vervolgens vrijgegeven door de methoxy-groepen te verwijderen, waarna de alifatische ketens kunnen worden toegevoegd om vloeibare kristalliniteit te induceren. Dit proces heeft geleid tot de synthese van een breed scala aan DSLC's, die verschillende mesofasen kunnen vertonen, afhankelijk van de aard van de moleculaire interacties.
Bij de synthese van DSLC's wordt niet alleen rekening gehouden met de structuur van de kern, maar ook met de aard van de zijgroepen en de manier waarop deze de overgangstemperaturen en eigenschappen van de mesofasen beïnvloeden. De meeste van deze materialen vertonen thermotrope en lyotrope mesomorfismen, waarbij de moleculaire structuur het mogelijk maakt om zowel thermotrope als lyotrope vloeibare kristallen te stabiliseren. Dit maakt de ontwikkeling van nieuwe DSLC's een veelzijdig en belangrijk onderzoeksgebied voor toepassingen in bijvoorbeeld elektronische materialen, displaytechnologie en sensoren.
Hoe Cognitieve Belasting Effecten de Leerervaring Kunnen Verbeteren in Interface- en Onderwijsontwerpen
Hoe analyseer je de thematische focus van auteurs met behulp van tekstfrequentie en TF-IDF
Hoe Verschillende Soorten Motoren de Toekomst van Energie en Transport Vormgeven
Waarom was het zo belangrijk dat Wild en Arietta zich verstopten tussen de Pawnee?

Deutsch
Francais
Nederlands
Svenska
Norsk
Dansk
Suomi
Espanol
Italiano
Portugues
Magyar
Polski
Cestina
Русский