Iowa wordt door velen in de Verenigde Staten gezien als “flyover country”, een gebied dat je vooral overvliegt en niet echt aandacht schenkt. Toch biedt deze staat voor politiek geïnteresseerden unieke inzichten in verkiezingen en politieke instituties. Iowa staat bekend om zijn “retail politics” tijdens de caucuses, waar kandidaten persoonlijk contact maken met kiezers. Daarnaast is Iowa een swing state met een aanzienlijke groep kiezers zonder partijbinding, een diverse politieke geografie, een niet-partijgebonden systeem voor het hertekenen van kiesdistricten en een bijzonder moeilijk proces om de staatsgrondwet te wijzigen. Deze kenmerken leiden tot politieke uitkomsten die op nationaal niveau vaak over het hoofd worden gezien, maar juist voor politieke wetenschappers buitengewoon intrigerend zijn.
De presidentsverkiezingen van 2016 waren in Iowa bijzonder opmerkelijk. Waar velen verwachtten dat Hillary Clinton zonder serieuze tegenstand zou blijven in de Democratische voorverkiezingen, stond daar plotseling Bernie Sanders, een 75-jarige zelfverklaarde “Democratische socialist” uit Vermont, tegenover. Sanders wist in Iowa een enorme aanhang te creëren, wat resulteerde in een bijna gelijke verdeling van de gedelegeerden tussen hem en Clinton. Aan de Republikeinse kant versloeg Donald Trump een veld van zestien kandidaten, waaronder ervaren politici zoals Jeb Bush en Marco Rubio, en werd zo de Republikeinse presidentskandidaat.
Trump’s succes in Iowa was verrassend gezien zijn achtergrond als miljardair uit Manhattan en de overwegend rurale karakteristiek van de staat. Zijn overwinning met bijna tien procentpunten had ook invloed op de rest van de verkiezingen in Iowa, waarbij zijn winst duidelijk weerklank vond in lokale en regionale races. Dit roept de vraag op: wat verklaart deze stemverschuivingen die tussen 2012 en 2016 hebben plaatsgevonden, en hoe slaagde Trump erin om de Iowaanse kiezer zo effectief te winnen?
Het onderzoek dat aan deze vraag is gewijd, gebruikt een combinatie van kwalitatieve en kwantitatieve methoden. Interviews met lokale politieke elites en een originele enquête onder partijfunctionarissen in de provincies geven een rijk beeld van de campagne en haar uitkomsten. Deze kwalitatieve inzichten ondersteunen de ontwikkeling van theoretische kaders die vervolgens met statistische analyses op zowel county- als individueel niveau worden getoetst. Door deze gecombineerde aanpak ontstaat een onderbouwde verklaring die ook toegankelijk is voor niet-specialisten.
Deze analyse maakt duidelijk dat Trumps succes niet slechts het resultaat was van landelijke trends, maar voortkwam uit unieke politieke kenmerken van Iowa zelf. De heterogeniteit van de staat, de aanwezigheid van veel onafhankelijke kiezers, en de manier waarop zijn campagne inspeelde op lokale zorgen en identiteiten, waren cruciaal. Tegelijkertijd benadrukt het onderzoek hoe het politieke landschap van Iowa een voorbeeld is van bredere veranderingen binnen de Amerikaanse politiek, waar traditionele partijloyaliteiten afnemen en gepersonaliseerde, populistische politiek terrein wint.
Belangrijk is te beseffen dat lokale politieke instituties en processen, zoals het systeem van caucuses en het onafhankelijke hertekenen van districten, een diepgaande invloed uitoefenen op het electorale gedrag. Dit benadrukt dat het nationale verkiezingsbeeld niet los kan worden gezien van lokale dynamieken. De complexiteit van stemgedrag in Iowa toont aan dat het analyseren van verkiezingen op louter nationaal niveau vaak onvoldoende is om de ware oorzaken van electorale verschuivingen te doorgronden.
Verder is van belang dat kiezers in Iowa – en breder in de Verenigde Staten – niet homogeen zijn in hun motieven en voorkeuren. Factoren als sociaaleconomische status, culturele identiteit, en percepties van politieke vertegenwoordiging spelen allemaal een rol. In dit licht bezien, biedt Trumps campagne een casus waarin traditionele politieke aannames werden uitgedaagd en herzien, en waar nieuwe coalities ontstonden die de weg vrijmaakten voor zijn overwinning.
In bredere zin legt deze case studie bloot hoe verkiezingen in swing states zoals Iowa een soort laboratorium vormen waar politieke veranderingen en nieuwe strategieën hun weerslag vinden. Voor studenten en onderzoekers van Amerikaanse verkiezingen is het cruciaal om deze lokale complexiteit en institutionele contexten mee te wegen in hun analyses.
Hoe verklaart onderwijsniveau de stemverschuiving in landelijke gebieden tijdens de verkiezingen van 2016?
De analyse van stemgedrag op county-niveau in Iowa tijdens de verkiezingen van 2016 toont een duidelijke relatie tussen het onderwijsniveau en de mate waarin Donald Trump beter presteerde dan Mitt Romney in 2012. Counties met een lager aandeel witte, werkende klasse kiezers met een universitaire opleiding lieten een significant grotere overprestatie van Trump zien. Dit suggereert dat het succes van Trump niet zozeer gebaseerd was op een groei in steun onder traditionele Republikeinse of evangelische kiezers, maar veeleer op een verschuiving binnen specifieke demografische groepen, met name rurale, witte werkende klasse kiezers zonder hoger onderwijs.
Een opmerkelijk patroon in deze data is dat de nabijheid tot stedelijke gebieden wel invloed had op het stemgedrag, maar dat deze invloed complex is. Voor grotere counties met meer dan 20.000 inwoners verschilde de overprestatie van Trump tussen aangrenzende en niet-aangrenzende gebieden aan metro’s, waarbij niet-aangrenzende counties gemiddeld iets hoger scoorden. Dit geeft aan dat afstand tot stedelijke centra een factor kan zijn in de politieke dynamiek, hoewel het niet de enige bepalende variabele is.
Het concept van ‘pivot counties’ – counties die in 2012 voor Obama kozen maar in 2016 naar Trump overschakelden – benadrukt de rol van onderwijs als bepalende factor. In Iowa waren dit vooral rurale gebieden met een relatief laag opleidingsniveau. De kans dat een county een pivot county was, nam toe naarmate het percentage college-gediplomeerde witte inwoners afnam. Dit wijst erop dat het niet zozeer de mate van ruraliteit zelf was die de omslag verklaarde, maar de samenhang tussen onderwijsachtergrond en stemgedrag.
Daarnaast bleek uit een logistische regressieanalyse dat andere factoren zoals het aandeel Republikeinse kiezers en het aandeel evangelische protestanten een negatieve invloed hadden op de kans van een county om een pivot county te zijn. Dit duidt erop dat gebieden waar Romney in 2012 al sterk stond, minder ruimte boden voor groei van Trump in 2016. De resultaten bevestigen dat Trumps winst vooral te danken was aan het aantrekken van een “verborgen” groep kiezers die tot dan toe minder zichtbaar waren binnen het Republikeinse electoraat: rurale, witte werkende klasse zonder collegeopleiding.
Het verband tussen onderwijsniveau en stemgedrag is ook relevant in het kader van sociaaleconomische veranderingen. Hoewel factoren zoals veranderingen in inkomen en werkgelegenheid in de maakindustrie ook zijn meegenomen in de analyses, blijken deze minder bepalend voor het verklaren van de stemverschuiving dan het opleidingsniveau. Dit onderstreept dat culturele en identiteitsgebonden factoren die met onderwijs samenhangen, mogelijk een grotere rol spelen dan puur economische omstandigheden.
Het is daarom cruciaal om bij het begrijpen van hedendaagse politieke verschuivingen verder te kijken dan alleen stedelijke versus rurale tegenstellingen. Onderwijs fungeert als een scharnierpunt, waarbij lagere onderwijsniveaus samengaan met specifieke politieke voorkeuren en veranderende coalities binnen het electoraat. Dit inzicht draagt bij aan een genuanceerder begrip van waarom bepaalde bevolkingsgroepen in 2016 een voorkeur ontwikkelden voor Trump, en waarom traditionele politieke aannames over partijloyaliteit en demografie niet altijd meer volstaan.
De gegevens tonen ook aan dat de politieke dynamiek van 2016 niet louter een continuering was van eerdere trends, maar een nieuwe coalitie van kiezers weerspiegelde die tot dan toe minder prominent was. Het stemgedrag van deze groep – witte, werkende klasse zonder hoger onderwijs in landelijke gebieden – markeert een fundamentele verandering in het Amerikaanse politieke landschap. De analyse wijst daarmee op de noodzaak voor politieke partijen om deze nieuwe realiteit te erkennen en te begrijpen om effectief te kunnen inspelen op veranderende kiezersvoorkeuren.
Endtext
Hoe verklaren raciale en economische attitudes de stemkeuze in de VS van 2016?
De verkiezingen van 2016 in de Verenigde Staten worden vaak gezien als een breekpunt in de Amerikaanse politieke geschiedenis, waarin diepgaande verdeeldheden zichtbaar werden, niet alleen tussen politieke partijen, maar vooral binnen het electoraat zelf. Een cruciale factor in deze verkiezingen was het samenspel tussen raciale ressentimenten en economische angsten, en de wijze waarop deze attitudes de stemkeuze beïnvloedden.
Uit de analyse van verschillende studies blijkt dat raciale attitudes, meer dan louter economische zorgen, een doorslaggevende rol speelden bij het verklaren van de steun voor Donald Trump. Onderzoekers zoals McElwee en McDaniel (2017) benadrukken dat economische onzekerheid op zichzelf niet voldoende is om het electoraat te verklaren dat voor Trump stemde; de onderliggende raciale ressentimenten waren fundamenteel. Dit werd ondersteund door werk van Hooghe en Dassonneville (2018), die aantonen dat expliciete en subtiele vormen van racisme en anti-immigratiesentimenten de mate van steun voor Trump significant voorspelden.
Deze dynamiek is niet nieuw binnen de Amerikaanse politieke cultuur. Vroege studies zoals die van Campbell et al. (1960) legden al de basis voor het begrip van kiezersgedrag door te wijzen op de invloed van sociale identiteit en groepsloyaliteiten. De rol van raciale identiteit, en meer specifiek symbolisch racisme zoals beschreven door Sears en Henry (2003), helpt te verklaren waarom economische retoriek niet los gezien kan worden van raciale percepties. Deze symbolische vormen van racisme manifesteren zich vaak in de vorm van angst voor veranderende demografische structuren en het gevoel van verlies aan status onder bepaalde witte bevolkingsgroepen.
De media en politieke campagnes spelen een belangrijke rol in het aanwakkeren en versterken van deze gevoelens. Hetherington (1996) toont aan hoe media-evaluaties van de nationale economie sterk beïnvloed worden door partijdige percepties, wat suggereert dat objectieve economische data niet per se de politieke opinie vormen, maar eerder gekleurd wordt door bestaande houdingen en ideologieën. Donald Trump maakte effectief gebruik van deze mechanismen door krachtige, vaak polariserende boodschappen te verspreiden die inspeelden op angst en onzekerheid over immigratie en culturele verandering (Golshan 2016; Lind 2019).
Daarnaast onderstreept onderzoek door Iyengar en Westwood (2015) hoe groepspolarizatie een versterkend effect heeft op politieke attitudes, waardoor politieke verdeeldheid niet alleen gebaseerd is op beleidsverschillen, maar ook op diepgewortelde emotionele en identitaire conflicten. De kiezers van 2016 waren hierdoor minder bereid tot compromis, wat leidde tot een verhoogde polarisatie in het politieke landschap.
Belangrijk is ook de rol van gender en seksisme, zoals beschreven door Valentino et al. (2018a) en Setzler en Yanus (2018), die laten zien dat naast raciale attitudes ook gendergerelateerde emoties en overtuigingen invloed hadden op het kiesgedrag, vooral in de context van Hillary Clinton als vrouwelijke kandidaat.
Economische factoren, hoewel relevant, blijken vaak verweven met deze sociale en culturele dimensies. Hibbs (1987) benadrukt de macro-economische context, maar studies zoals Reny et al. (2019) laten zien dat economische zorgen vaak minder bepalend zijn dan raciale en immigratiehoudingen in de verklaringen van stemverschuivingen. Deze inzichten wijzen op de complexiteit van het kiesgedrag, waar economische en culturele angsten elkaar versterken.
Voor een volledig begrip van deze verkiezingen is het van belang te erkennen dat politieke attitudes niet geïsoleerd staan, maar ingebed zijn in bredere maatschappelijke spanningen en historische ontwikkelingen. De fragmentatie van het electoraat en de groeiende invloed van raciale en culturele ressentimenten zijn niet slechts incidenteel, maar weerspiegelen diepere, structurele veranderingen in de Amerikaanse samenleving. Dit maakt het noodzakelijk om politieke keuzes in context te plaatsen en niet louter te reduceren tot rationele kosten-batenanalyses.
Hoe kan een ongecontroleerde domeinaanpassing het detecteren van kraters op verschillende planeten verbeteren?
Wat gebeurt er als loyaliteit verandert?
Hoe Maak je de Perfecte Pannenkoeken: Belangrijke Ingrediënten en Tips voor Smaakvolle Recepten
Hoe Politieke Vertellingen de Geschiedenis Vormgeven: De Kracht van Verhalen in Politiek

Deutsch
Francais
Nederlands
Svenska
Norsk
Dansk
Suomi
Espanol
Italiano
Portugues
Magyar
Polski
Cestina
Русский