De jaren zestig waren een tijd van intens politiek conflict in de Verenigde Staten, gekarakteriseerd door een toenemende polarisatie en de opkomst van nieuwe vormen van radicalisme. Het was een tijd waarin de politieke grenzen vervaagden, en bewegingen die oorspronkelijk als extreem werden beschouwd, steeds meer mainstream werden. De John Birch Society (JBS), een rechtse en anticommunistische organisatie, speelde hierbij een cruciale rol. Deze groep, opgericht door Robert W. Welch in 1958, was vastbesloten om te waarschuwen voor een vermeende communistische infiltratie in de Amerikaanse regering en samenleving. Maar de vraag die zich opwierp, was of deze radicaal rechtse beweging daadwerkelijk de kracht was die het conservatisme zou transformeren, of een splintergroep zou blijven die buiten het politieke centrum stond.
William F. Buckley, de invloedrijke oprichter van National Review, was één van de eerste conservatieven die de JBS publiekelijk bekritiseerde. In 1962 had hij al kritiek geuit op de organisatie, maar tegen 1965 was zijn frustratie geëscaleerd. Hij viel niet alleen de wilde, paranoïde denkbeelden van Welch aan, maar ook de fundamenten van de organisatie zelf. Buckley beschuldigde de JBS van het verspreiden van wat hij noemde "paranoïde en onpatriottische onzin". Hij vroeg zich af hoe mensen die zich bij de organisatie aansloten konden blijven geloven in zulke absurditeiten. Deze kritiek was niet alleen gericht tegen de persoonlijke overtuigingen van Welch, maar tegen de bredere ideologie van de JBS, die ervan uitging dat communisten in het geheim controle uitoefenden over cruciale delen van de Amerikaanse regering.
Toch was de reactie van de JBS voorspelbaar: zij beschuldigden top Republikeinen zoals Gerald Ford en Everett Dirksen van het ondermijnen van de strijd tegen communisme. Welch stelde zelfs dat deze invloedrijke politici gemanipuleerd werden door communisten. De JBS zag zichzelf als een cruciale speler in de strijd tegen deze vermeende samenzwering en drong erop aan dat hun kritiek op de regering van de VS noodzakelijk was voor het behoud van de Amerikaanse waarden.
Het Republikeinse partijapparaat in Washington reageerde gemengd op de kritiek van de JBS. In december 1965 overwoog de GOP een resolutie die de JBS officieel zou afwijzen. Echter, de partij besloot om deze stap niet te zetten. In plaats daarvan werd er een mildere maatregel aangenomen die alleen opriep tot voorzichtigheid bij het aansluiten bij extreemrechtse groeperingen. Het was duidelijk dat de Republikeinse leiders bang waren voor de invloed van de JBS en de mogelijke terugslag van hun aanhangers. Deze terughoudendheid leidde tot kritiek vanuit de media, die de partij beschuldigden van een gebrek aan moed om de JBS openlijk af te wijzen.
In Californië echter, waar de politiek vaak gedomineerd werd door een meer conservatieve geest, was de houding tegenover de JBS heel anders. De lokale Republikeinse partijen stonden open voor de leden van de JBS en gaven hen een platform om hun ideologie te verspreiden. De steun voor de JBS was in Californië aanzienlijk, met naar schatting 10-15% van de leden van de Republikeinse partijen sympathieën voor de organisatie. In Los Angeles verwelkomden de jonge Republikeinen de JBS, wat leidde tot zorgen onder meer gematigde Republikeinen die vreesden dat de partij hierdoor politieke zelfmoord pleegde. De situatie was echter complexer dan alleen het al dan niet steunen van de JBS. De dynamiek van de jaren zestig, waarin sociale onrust en culturele strijd centraal stonden, creëerde een voedingsbodem voor het opkomen van nieuwe politieke stromingen.
Ronald Reagan, die in 1966 zijn campagne voor het gouverneurschap van Californië begon, begreep deze dynamiek goed. De burgerlijke onrust, de protesten op universiteiten en de groeiende spanning in de steden gaven hem een krachtige boodschap: de staat had behoefte aan wet en orde. In zijn campagne sprak Reagan zich uit tegen de zogenaamde "neurotische vulgariteiten" van de studenten in Berkeley en de gewelddadige rellen in de steden. Hij stelde een eenvoudiger antwoord voor op de complexe problemen die Californië doormaakte: het handhaven van de wet, het afschaffen van overheidsprogramma's en het stimuleren van particuliere initiatieven. Reagan vermijdde de donkere, doemdenkende toon van zijn voorganger Barry Goldwater en wist de steun van veel kiezers te winnen die zich zorgen maakten over de richting waarin het land zich bewoog.
Voor veel van deze kiezers was de werkelijke dreiging niet de communistische infiltratie waar de JBS over sprak, maar de zichtbare, tastbare chaos die zich in hun eigen steden afspeelde: de gewelddadige protesten, de ongeregelde studenten en de openlijke uitdaging van traditionele waarden. Reagan en zijn aanhangers begrepen dat de grootste angst van veel Amerikanen niet kwam van de verborgen dreiging van het communisme, maar van de zichtbare verstoring van het sociale en politieke ordeningsprincipe.
In dit kader wordt duidelijk hoe radicaal de Amerikaanse politiek in deze periode werd. De JBS, met zijn samenzweringstheorieën en paranoïde wereldbeeld, werd steeds meer een symbool van een conservatisme dat zich steeds verder terugtrok in een wereld van veronderstelde vijanden. Tegelijkertijd werd de linkse beweging, met haar focus op burgerrechten, feminisme en antikapitalistische protesten, gezien als de nieuwe, gevaarlijke radicaliteit die de nationale orde bedreigde.
De opkomst van Reagan weerspiegelde niet alleen de groeiende invloed van de JBS en de radicale rechtse beweging, maar ook de bredere culturele verschuivingen die het politieke landschap van de VS vormden. Reagan’s succes was te danken aan zijn vermogen om deze veranderingen te benutten zonder zichzelf volledig te identificeren met de extremen van de beweging. Hij wist de angsten van kiezers te kanaliseren, door het radicalisme te bestrijden, niet met terughoudendheid, maar met de belofte van herstel en orde.
In deze tijd van groeiend extremisme, zowel links als rechts, was Reagan in staat om het midden te vinden door zich af te zetten tegen wat hij als excessen beschouwde, terwijl hij tegelijkertijd het gevoel van urgentie aangreep dat veel Amerikanen voelden in de nasleep van de sociale onrust. Het was deze combinatie van conservatieve principes en een pragmatische benadering van de veranderende realiteit die Reagan in staat stelde een breed publiek te bereiken, en uiteindelijk zijn politieke carrière te lanceren.
Hoe de Republikeinse Partij in de Jaren '80 Fiscale en Ideologische Verbondenheid Zocht met Extremistische Groepen
In de zomer van 1985 had de Amerikaanse regering zich diep ingelaten met extremistische groepen en controversiële praktijken, met als doel de strijd tegen het communisme in Midden-Amerika voort te zetten. De toenmalige nationale veiligheidsoverste, Oliver North, was de spil in een netwerk dat een onwettige oorlog financierde, door samen te werken met ultraconservatieve financiers en zelfs fascistische emigranten. De betrokkenheid van deze groepen bij de financiering van de Contra-opstand in Nicaragua leidde tot politieke schandalen die de integriteit van de Amerikaanse regering op de proef stelden. Wat begon als een geheime operatie om wapens te leveren aan de contrarevolutionairen in Nicaragua, evolueerde al snel tot een bredere steun van de Republikeinse Partij voor extreemrechtse figuren en organisaties, waarbij de grenzen van politieke ethiek en wetgeving vaak werden overschreden.
De financiering voor de contras in Nicaragua was niet alleen een kwestie van politieke strategie, maar ook van ideologische verbondenheid. Oliver North, met de steun van CIA-directeur William Casey, speelde een cruciale rol in het bemiddelen van grote financiële bijdragen van rijke conservatieven, waaronder figuren als Nelson Bunker Hunt, die bijna een half miljoen dollar bijdroeg aan de strijd tegen het Sandinistische regime. Deze middelen werden verklaard als “non-lethale” benodigdheden, maar de waarheid was dat er in 1985, met goedkeuring van North, een deal van vijf miljoen dollar werd gesloten voor de levering van tienduizend AK-47’s, munitie en granaatwerpers uit Polen. Dit was een directe overtreding van de wet, aangezien het Congres een verbod had opgelegd op militaire hulp aan de contras.
Het netwerk van financiering was echter veel breder dan Norths persoonlijke relaties. De New Right-beweging, een groep van rechtse activisten en politici, was vastbesloten om de politieke agenda van de regering-Reagan te ondersteunen. North werkte nauw samen met Carl "Spitz" Channell, een belangrijke fondsenwerver voor de National Conservative Political Action Committee, om bij vermogende rechtse donateurs geld in te zamelen voor de contras. Dit leidde tot een bedrag van bijna twee miljoen dollar. Deze samenwerking met extreemrechtse organisaties, waaronder oud-Nazi’s, was destijds al bekend, maar werd door de mainstream media vaak genegeerd.
De betrokkenheid van de Republikeinse Partij met deze groepen was echter niet zonder controverse. De Republikeinse Heritage Groups Council, een collectief van etnisch-Republikeinse clubs, bevatte talloze figuren met fascistische en antisemitische achtergronden. Onder leiding van mensen als Laszlo Pasztor, die tijdens de Tweede Wereldoorlog een lid was van een pro-Nazi partij, werkten deze emigrantengroepen nauw samen met de GOP. Pasztor zelf had contacten met diverse collaborerende fascistische groeperingen en werd door de partij niet afgekeurd. Deze fascistische neigingen werden duidelijk zichtbaar in de leden van de council, zoals Nikolai Nazarenko, een voormalig lid van de Duitse SS Cossack-divisie, die verklaarde dat hij geen geloofde in de Holocaust. Dit gaf de Republikeinse Partij een onvermijdelijk imago van het omarmen van nazistische ideeën, wat later in de media terechtkwam, maar nooit op de politieke agenda van de partij werd geplaatst.
In mei 1985, te midden van deze schandalen, bezocht president Ronald Reagan een evenement in het Shoreham-hotel in Washington, waar hij de steun van de extremistische rechtse groeperingen verwelkomde. Reagan, die reeds in de jaren ‘80 door zijn harde standpunt tegen de Sovjetunie en zijn strijd tegen de democraten als een symbolische leider van de New Right werd gezien, betuigde zijn dank aan de leden van de Heritage Groups Council. In zijn ogen hadden zij bijgedragen aan de electorale overwinning van de Republikeinen in 1984. Maar voor de meer gematigde Republikeinen was dit een ongemakkelijke waarheid. Het was duidelijk dat de steun voor de contras in Nicaragua een brug was naar ideologische steun van groepen die soms nog meer van de wortels van fascisme vertoonden dan de gebruikelijke politieke tegenstanders.
Het is belangrijk te begrijpen dat deze gebeurtenissen in de jaren '80 een bredere politieke context hadden. Reagan's tweede termijn, hoewel gekarakteriseerd door economische groei en een lagere inflatie, werd gekleurd door verschillende schandalen, waaronder de Iran-Contra-affaire, die uiteindelijk het vertrouwen in de regering ondermijnde. Het politieke klimaat werd gekarakteriseerd door een clash tussen de oprukkende conservatieve bewegingen, geleid door figuren als Jerry Falwell en Pat Buchanan, en de liberale waarden die al lange tijd de democratische instellingen van de VS definieerden.
Reagan’s handelingen en zijn reacties op zowel de interne als externe crises legden bloot hoe de Republikeinse Partij zich kon verhouden tot groepen die buiten de mainstream van de Amerikaanse politiek stonden. Hoewel Reagan door zijn beleid vaak werd geprezen door de rechtse flanken, was zijn relatie met extremistische en zelfs fascistische groepen een teken van de ideologische versmelting die zich toen in de politiek voltrok. Dit zou uiteindelijk de koers van de partij in de decennia daarna beïnvloeden.

Deutsch
Francais
Nederlands
Svenska
Norsk
Dansk
Suomi
Espanol
Italiano
Portugues
Magyar
Polski
Cestina
Русский