De relatie tussen de Verenigde Staten en China heeft zich de afgelopen decennia ontwikkeld tot een complexe mix van strategische samenwerking, handelsoorlogen, diplomatieke conflicten en nationale veiligheidskwesties. Het belang van deze relatie is onmiskenbaar, aangezien beide landen niet alleen wereldleiders zijn op economisch en politiek vlak, maar ook de krachtigste militaire machten ter wereld vertegenwoordigen. De strategie die de VS volgt in haar omgang met China is dan ook van cruciaal belang, niet alleen voor de landen zelf, maar voor de gehele wereldorde.

De benadering van de VS ten aanzien van China is altijd afhankelijk geweest van strategische overwegingen en de verschuivende politieke dynamiek binnen de VS zelf. In de beginjaren van de 21ste eeuw, vooral tijdens de regering van president Trump, werd de relatie met China gekarakteriseerd door een harde benadering van handel en technologie. De VS voerden bijvoorbeeld hoge tarieven in op Chinese goederen, een stap die werd gerechtvaardigd door beschuldigingen van oneerlijke handelspraktijken en technologie-diefstal door China. Deze maatregelen leidden tot een intensieve handelsoorlog, die zich verder uitstrekte naar de technologie-sector, waar bedrijven zoals Huawei en ZTE onder vuur kwamen te liggen.

De invoering van de 'Phase One' handelsovereenkomst in 2020 leek aanvankelijk een stap richting stabilisering van de relatie. De overeenkomst bevatte beloftes van China om Amerikaanse goederen te kopen ter waarde van miljarden dollars en beloftes om meer transparantie te bieden in de handel. Toch werden de overeenkomsten gezien als een tijdelijke oplossing die de diepgewortelde strategische rivaliteit tussen de twee landen niet verhulde.

Binnen de Amerikaanse politiek ontstond er een duidelijke verdeeldheid over hoe om te gaan met China. Terwijl sommige fracties pleitten voor harde maatregelen en een confrontatie op verschillende fronten, bevond een andere groep zich in een meer pragmatische positie, die zich richtte op samenwerking in bepaalde sectoren en pogingen tot multilaterale oplossingen. Het gebrek aan een consistente en coherente beleidslijn maakte het voor China moeilijk om te voorspellen wat de VS precies zouden doen, waardoor de strategische communicatie tussen de twee landen vaak werd bemoeilijkt.

Tijdens de regering van Trump was er een duidelijke verschuiving naar unilateralisme. De VS trokken zich terug uit diverse multilaterale handelsakkoorden, zoals de Trans-Pacific Partnership (TPP), wat de relatie met China verder complicaties bracht. Dit beleid werd verder benadrukt door de afwezigheid van een consistente strategie ten aanzien van de regio, wat leidde tot verwarring en inconsistentie in de Amerikaanse benadering van China. De Chinese diplomatie heeft zich echter aangepast aan de veranderende tijden, waarbij China zijn invloed vergrootte in internationale organisaties zoals de Verenigde Naties en zijn soft power wereldwijd uitbouwde.

Daarnaast speelden technologie en de economische belangen die ermee gepaard gaan een sleutelrol in de strategische rivaliteit. De Verenigde Staten, bezorgd over de groeiende invloed van Chinese techbedrijven zoals Huawei en Tencent, namen maatregelen om te voorkomen dat deze bedrijven toegang kregen tot cruciale markten. Dit leidde tot een serie van handelsbeperkingen en sancties, zoals de arrestatie van de CFO van Huawei, Meng Wanzhou, in Canada. Het werd duidelijk dat de strijd om technologische dominantie een belangrijk strijdtoneel werd voor de machtsverhoudingen tussen de VS en China.

Toch was de kwestie van nationale veiligheid de drijvende kracht achter veel van de Amerikaanse strategie ten aanzien van China. China’s agressieve uitbreiding van zijn invloed, zowel economisch als militair, werd door de VS gezien als een directe uitdaging voor de gevestigde wereldorde. De situatie in de Zuid-Chinese Zee, de ontwikkelingen rond Taiwan, en de Chinese inspanningen om invloed uit te oefenen op landen in Afrika en Azië waren allemaal indicaties van de bredere ambities van China.

In dit complexe speelveld moet de VS zich voortdurend aanpassen aan de veranderende omstandigheden. Het idee van een 'strategische geruststelling' werd soms naar voren gebracht, waarbij de VS en China meer samenwerking zouden moeten zoeken op bepaalde terreinen, zoals klimaatverandering en wereldwijde pandemieën. Dit zou echter de fundamentele rivaliteit tussen de twee landen niet wegnemen, die steeds meer een strijd om wereldwijde invloed en dominantie lijkt te worden.

Het begrijpen van de dynamiek tussen de VS en China vereist niet alleen een inzicht in de directe economische en diplomatieke betrekkingen, maar ook in de bredere geopolitieke en strategische overwegingen. Wat essentieel is om te begrijpen, is dat de rivaliteit tussen de VS en China meer is dan een simpele handelsoorlog of een technologisch conflict. Het is een bredere strijd om de wereldorde, waarin zowel economische als militaire macht een cruciale rol spelen.

De complexiteit van de situatie wordt verder vergroot door de interne politiek in zowel de VS als China, die voortdurend evolueert en nieuwe uitdagingen met zich meebrengt. De strategie die de VS volgen, kan variëren afhankelijk van wie er aan de macht is en welke interne en externe factoren op dat moment de boventoon voeren. Toch blijft het duidelijk dat de verhouding tussen de twee grootmachten een bepalende factor zal zijn voor de wereldpolitiek in de komende decennia.

Hoe verschilt het Amerikaanse 'China-beleid' onder Trump werkelijk van eerdere strategieën?

Vanaf zijn allereerste dag als waarnemend minister van Defensie in januari, stelde Shanahan zijn prioriteit duidelijk vast: "China, China, China." Vijf maanden later, tijdens zijn optreden op de Shangri-La Dialogue in Singapore, vertegenwoordigde hij de Verenigde Staten terwijl hij nog niet definitief was bevestigd als minister. Dit moment was bedoeld om te laten zien dat hij geschikt was voor de rol, maar zijn toespraak bleef beperkt tot oppervlakkige punten over samenwerking én competitie met China. Hij reageerde niet op de racismebeschuldigingen van de Chinese minister van Defensie, noch verduidelijkte hij de vermeende misverstanden rond de term ‘clash of civilizations’. Kort na zijn speech publiceerde het Pentagon een eerste Indo-Pacific Strategy Report, waarin Azië werd benoemd als het prioriteitsterrein van het ministerie van Defensie en China werd bestempeld als een ‘revisionistische macht’. Toch bleef deze strategie beperkt tot het militaire domein, zonder diep in te gaan op de bredere intenties van China of wat dat voor de VS concreet betekende.

Shanahan stelde dat het verschil van de Trump-regering lag in het volledig financieren van de ‘pivot to Asia’, in tegenstelling tot eerdere regeringen. Hij beweerde ook dat de VS eindelijk openlijk spraken over China’s slechte gedragingen en prees de banden met regionale bondgenoten. In werkelijkheid bleek het Amerikaanse beleid vooral retoriek; de daadwerkelijke middelen en steun ontbraken vaak. Shanahan werd later geconfronteerd met een schandaal rond een oude familieaangelegenheid die hij niet had onthuld, waarna hij zich terugtrok en nooit bevestigd werd als minister.

Onder de oppervlakte bleken de intenties en beloftes van de ‘pivot to Asia’ van de Trump-regering grotendeels onvervuld. De werkelijkheid werd gekenmerkt door bureaucratische traagheid, budgettaire beperkingen en een gebrek aan sterke politieke leiding die deze strategie effectief kon doorvoeren. Dit bleek ook uit gesprekken met Admiraal Philip Davidson, hoofd van de Indo-Pacific Command. Hoewel hij publiekelijk de consensus van een nieuw Amerikaans beleid in Azië ondersteunde, wist hij privé dat er een grote kloof was tussen woorden en daden. Zijn brief aan het Congres, waarin hij om onmiddellijke financiering vroeg voor essentiële militaire versterkingen in de regio, weerspiegelde de noodzaak om de achterstand op China in te halen. Die achterstand was volgens Davidson al zo ernstig dat hij sprak van een “wedstrijd” waarin de VS zich sinds lange tijd pas echt actief bevonden.

De vergelijking met een nieuwe Koude Oorlog werd in dit debat vaak genoemd, maar Davidson nuanceerde dit door te benadrukken dat China niet hetzelfde was als de Sovjet-Unie destijds. De economische macht van China en de diepe verwevenheid van de wereldeconomieën maakten deze uitdaging veel complexer. Toch bood de analogie met de Koude Oorlog een bruikbaar kader om de omvang en urgentie van de situatie te begrijpen: een wereldwijde machtsstrijd waarin de Verenigde Staten en China wedijveren om invloed, veiligheid en welvaart in een multipolaire wereldorde.

Beleidsmakers als Mike Pence en Mark Esper legden de verantwoordelijkheid voor het voorkomen van een nieuwe Koude Oorlog bij China. Volgens hen was het Beijing dat zijn gedrag veranderde en daarmee de spanningen opvoerde, terwijl de VS enkel verlangde dat China internationale normen en afspraken respecteerde. Vanuit het Chinese perspectief werd de term ‘Koude Oorlog’ echter vooral ingezet als een propagandamiddel om westerse kritiek te delegitimeren en de Amerikaanse intenties te framen als agressief of provocerend.

Wat cruciaal is om te begrijpen is dat het Amerikaanse ‘China-beleid’ niet louter een militaire of strategische kwestie is. Het raakt aan fundamentele vragen over internationale orde, economische verwevenheid, technologische dominantie en ideologische verschillen. Het falen om consistent middelen en politieke wil te mobiliseren heeft de effectiviteit van het Amerikaanse antwoord op China ondermijnd, terwijl de uitdagingen van deze machtsconfrontatie alleen maar groter worden. Begrip van deze dynamiek vraagt inzicht in de wisselwerking tussen binnenlandse politieke beperkingen, internationale machtspolitiek en de complexiteit van de hedendaagse globalisering.

Was het coronavirus een labongeluk of een natuurlijk virus?

Het was februari 2020 toen senator Tom Cotton van Arkansas in een interview met Fox News suggereerde dat het nieuwe coronavirus mogelijk afkomstig was uit China’s biowapenprogramma. Dit bracht een nieuwe dimensie aan de discussie over de oorsprong van SARS-CoV-2, de veroorzaker van de wereldwijde COVID-19-pandemie. Cotton beweerde dat het virus wellicht opzettelijk was ontworpen om mensen te doden, wat hem in contact bracht met kritiek als een ‘complottheoreticus’. Hoewel wetenschappers het idee verwierpen dat het virus opzettelijk gemanipuleerd was, werpt deze bewering een belangrijk vraagstuk op over de oorsprong van de pandemie.

Er was geen bewijs van genetische manipulatie van het virus, zoals Cotton suggereerde. De wetenschappelijke gemeenschap was het er grotendeels over eens dat SARS-CoV-2 geen bewijs vertoonde van directe manipulatie. Het Wuhan Instituut voor Virologie (WIV) had echter al onderzoek gepubliceerd naar vleermuizenvirussen die mensen kunnen infecteren, een activiteit die niet noodzakelijkerwijs geheime militaire doeleinden suggereert. Het idee dat het virus uit een lab zou komen, werd steeds vaker besproken, ondanks de aanvankelijke terughoudendheid van wetenschappers en beleidsmakers om deze mogelijkheid openlijk te onderzoeken uit angst voor beschuldigingen van samenzwering.

In de maanden die volgden, kwamen meer wetenschappers en politieke figuren naar voren om twijfels te uiten over de ‘natuurlijke spillover’-theorie, die stelde dat het virus van dieren op mensen werd overgedragen, zoals eerder was gebeurd bij andere virale uitbraken. Onderzoekers als Mike Pompeo, voormalig minister van Buitenlandse Zaken onder de Trump-administratie, verklaarden dat er 'enorm veel bewijs' was voor de lab-ongevallenhypothese, hoewel zij geen concreet bewijs konden leveren. De Amerikaanse inlichtingendienst had echter geen harde bewijzen gevonden die het virus aan het lab verbonden.

De discussie werd verder bemoeilijkt door belangenconflicten en geopolitieke invloeden. Wetenschappers die verbonden waren aan het WIV, zoals Peter Daszak van EcoHealth Alliance, kwamen sterk in opstand tegen de theorieën die het lab als mogelijke bron aanduiden. Hun onderzoek was deels gefinancierd door Amerikaanse en andere buitenlandse instellingen, waardoor zij een persoonlijke en professionele band hadden met de wetenschappers in Wuhan. Dit bracht hen in een positie waarin zij niet met zekerheid konden zeggen of het WIV al dan niet betrokken was bij de uitbraak van de pandemie.

Zelfs prominente wetenschappers zoals Anthony Fauci, hoofd van het Amerikaanse National Institute of Allergy and Infectious Diseases, gaven aanvankelijk geen ruimte aan de mogelijkheid van een labongeval, ondanks dat het WIV betrokken was bij gain-of-function-onderzoeken, waarbij virussen in laboratoria werden gemanipuleerd om hun potentieel voor infectie te vergroten. Dit type onderzoek is controversieel vanwege de verhoogde risico's die het met zich meebrengt.

Begin 2020 werden steeds meer aanwijzingen verzameld die de betrokkenheid van Chinese laboratoria bij risicovollere onderzoeksprojecten suggereerden dan oorspronkelijk openbaar was gemaakt. Deze gegevens voedden de theorie dat een ongeluk in het lab mogelijk de oorsprong van de pandemie was. De Chinese overheid was vasthoudend in haar ontkenning van de lab-hypothese, terwijl wetenschappers wereldwijd zich gespleten toonden in hun standpunt.

In de zomer van 2020 publiceerden Chinese wetenschappers een studie waarin zij een model ontwikkelden voor het bestuderen van SARS-CoV-2 door middel van genetisch gemodificeerde muizen met menselijke longcellen. Deze studie, hoewel bedoeld voor wetenschappelijk onderzoek, legde de nadruk op de kwetsbaarheid van het menselijke immuunsysteem en de potentieel gevaarlijke rol van laboratoria die dergelijke technologieën gebruiken.

Het is belangrijk om te begrijpen dat, hoewel de vraag of het virus afkomstig is van een lab of van dieren bij mensen werd overgedragen nog steeds onopgelost blijft, beide scenario's wijzen op risicovolle wetenschappelijke praktijken die aanzienlijke wereldwijde gevolgen kunnen hebben. Wetenschappelijke experimenten die virussen manipuleren om sneller te evolueren of meer virulent te worden, kunnen onbedoeld leiden tot ongelukken met verwoestende gevolgen. Dit stelt belangrijke vragen over de ethiek en veiligheid van dit type onderzoek, vooral wanneer het wordt uitgevoerd in laboratoria met niet volledig transparante protocollen en procedures.

Het is van cruciaal belang dat er een gedegen en onafhankelijke internationale evaluatie komt van de oorsprong van SARS-CoV-2, waarbij alle mogelijke scenario's zorgvuldig en objectief worden onderzocht. Zonder een eerlijke en open discussie over de werkelijke oorsprong van de pandemie, blijven we kwetsbaar voor toekomstige risico's. Tegelijkertijd moeten we ons realiseren dat de nadruk op één enkele oorzaak, zoals een labongeval, niet de bredere, systemische gebreken in het mondiale gezondheidssysteem mag overschaduwen, die onvermijdelijk bijdragen aan de opkomst van nieuwe virale bedreigingen.

Is er een nieuwe ideologische strijd tussen China en het Westen?

De hedendaagse relatie tussen China en de Verenigde Staten overstijgt de klassieke definitie van een koude oorlog; het gaat om een diepgewortelde existentiële strijd die zowel ideologisch als politiek van aard is. Onder het leiderschap van Xi Jinping ziet de Communistische Partij van China (CPC) zichzelf gevangen in een conflict met het Westen, waarin ideologie een centrale rol speelt. Hoewel sommigen menen dat ideologie weinig meer dan een bijzaak is, onderstreept de enorme inspanning die Xi besteedt aan het handhaven en promoten van zijn ideologische visie hoe cruciaal deze is voor China. Dit betekent dat de confrontatie niet simpelweg een geopolitieke of economische rivaliteit is, maar een ideologisch gevecht waarbij het Westen gedwongen wordt te kiezen: deelnemen aan deze strijd of erdoor verloren gaan.

Het Westen moet erkennen dat het onmogelijk is om China te dwingen het politieke, sociale of economische systeem van de vrije wereld over te nemen. De ontwikkeling van China zal ongetwijfeld gedreven worden door de Chinese bevolking zelf, maar deze groei mag niet ten koste gaan van de veiligheid, welvaart, vrijheid en volksgezondheid van burgers in vrije democratische samenlevingen. Er is brede wens onder mensen die zich inzetten voor mensenwaardigheid om het binnenlandse gedrag van China te veranderen, vooral gezien de massale schendingen van mensenrechten binnen het land. Echter, de urgentere uitdaging ligt in het beïnvloeden van wat China op het wereldtoneel doet.

Om deze uitdaging te beantwoorden, moeten gelijkgestemde democratische landen hun eigen instituties versterken, lacunes in de nationale veiligheid dichten, economische weerbaarheid opbouwen en de volksgezondheid beschermen. De Verenigde Staten kunnen niet effectief concurreren zolang ze worden ondermijnd door binnenlandse verdeeldheid en disfunctioneren. Bovendien ondermijnt het gebruik van China als politiek instrument in binnenlandse conflicten de geloofwaardigheid en consistentie van het Amerikaanse buitenlandbeleid. Het erkennen van China als prioriteit binnen de buitenlandse politiek en het organiseren van beleidsinstrumenten daaromheen is essentieel.

De kernwaarden waarop het Amerikaanse systeem is gebouwd — democratie, rechtsstaat, mensenrechten, vrijheid van meningsuiting, religie en gedachte — vormen niet alleen een ethische richtlijn voor de omgang met elkaar, maar ook een strategisch voordeel ten opzichte van het autoritaire model dat China presenteert. Amerika kan en moet China niet “out-China”en; in plaats daarvan moet het zich onderscheiden door het consequent belichamen van deze waarden. Beleidsmaatregelen moeten vermijden dat Chinese en Amerikaans-Chinese burgers worden gestigmatiseerd, aangezien zij bijdragen aan de Amerikaanse samenleving en niet verantwoordelijk zijn voor het beleid van de Chinese regering.

De competitie met China zal een generatie lang duren en vereist van vrije samenlevingen het vermogen om complexe problemen te hanteren, waarbij vaak verschillende binnenlandse belangen botsen. De economische verleiding van China zal regeringen voortdurend in verleiding brengen om veiligheidsrisico’s te negeren. De oplossingen die beschikbaar zijn, zullen onvolmaakt zijn en gepaard gaan met kosten, risico’s en compromissen. Dit alles ontvouwt zich in een wereld die nog steeds worstelt met de maatschappelijke en politieke nasleep van de coronapandemie.

Het uiteindelijke doel moet zijn om een leefbare relatie tussen China en de rest van de wereld te creëren, een evenwicht dat conflicten vermijdt die geen van beide partijen wenst. De huidige Amerikaanse regering heeft de kans om hierin leiding te nemen, mits zij de moed heeft om vooruit te gaan en niet terug te keren naar oude patronen van engagement met hoop op het beste. Het oude beleid heeft gefaald en het gedrag van de CCP onder Xi vereist een nieuwe, doortastende aanpak. Het is noodzakelijk dat Amerikanen hun verdeeldheid overstijgen en samenwerken met bondgenoten en partners om deze nieuwe strategie vorm te geven.

Het is cruciaal te begrijpen dat deze confrontatie niet alleen een kwestie is van internationale betrekkingen, maar ook een strijd om het behoud en de versterking van democratische waarden in een veranderende wereldorde. Alleen door eigen instituties te hervormen en zich principieel te positioneren, kunnen vrije landen hun positie behouden. De uitdaging is geen kortetermijnprobleem en zal geopolitieke, economische en sociale dimensies hebben die diep verweven zijn met binnenlandse kwesties. Het besef dat democratische openheid en veerkracht de grootste troeven zijn in deze strijd, is van onschatbare waarde.