De Chinese invloed in de Verenigde Staten heeft in de afgelopen decennia een belangrijke rol gespeeld in het herdefiniëren van de internationale verhoudingen en het wereldsysteem zelf. Deze invloed is niet alleen economisch en technologisch, maar ook politiek en cultureel van aard. In de kern van deze verandering ligt de strategische benadering van China om zijn belangen wereldwijd te versterken door middel van diplomatie, technologie en, meer controversieel, infiltratie in sleutelinstellingen van andere landen, waaronder de VS.
China heeft zijn invloed subtiel opgebouwd, eerst via handelsrelaties, daarna door de politiek in andere landen te beïnvloeden, en meer recentelijk door zijn technologiebedrijven in de VS actief te laten worden. Het beleid van de Chinese Communistische Partij (CCP) is er steeds op gericht geweest om de mondiale normen in hun voordeel te herschrijven. Dit gaat verder dan louter economische expansie en raakt aan de fundamenten van democratieën en markteconomieën wereldwijd. Zo hebben Chinese bedrijven, zoals Huawei en TikTok, veelvuldig tegenstand gevonden in de VS, deels omdat ze niet alleen commerciële belangen vertegenwoordigen, maar ook gebruikt kunnen worden als instrumenten voor staatsinmenging.
Het is niet alleen de economische macht van China die van invloed is, maar ook de culturele en politieke invloed via zogenaamde "soft power". Het Confucius Instituut, bijvoorbeeld, speelt een grote rol in het bevorderen van de Chinese cultuur en het versterken van de banden met andere landen. Deze culturele initiatieven worden vaak bekritiseerd omdat ze worden gezien als een middel om politieke invloed uit te oefenen op het buitenland. De politieke en economische infiltratie van China in Amerikaanse universiteiten is een ander voorbeeld van hoe de invloed van de CCP zich uitstrekt naar institutionele niveaus.
Ook de militaire strategie van China heeft de afgelopen jaren voor veel discussie gezorgd. De zogenaamde "militaire-civiele fusie" strategie van China, waarbij civiele technologieën worden gecombineerd met militaire toepassingen, heeft alarm geslagen in veel westerse landen, vooral in de VS. De Chinese overheid heeft deze strategie ingezet om militaire en strategische voordelen te behalen, wat heeft geleid tot bezorgdheid over de veiligheid van westerse markten en technologieën.
Daarnaast heeft de Chinese aanpak van de onderdrukking van de Oeigoeren in Xinjiang het mondiale debat over mensenrechten verder aangescherpt. Het gebruik van technologieën om de etnische en religieuze minderheden in China te controleren is een belangrijk aspect van de Chinese macht die zich steeds verder verspreidt, ook naar andere landen waar Chinese bedrijven actief zijn. De gevolgen van deze technieken kunnen zich niet alleen op China zelf concentreren, maar worden vaak wereldwijd toegepast, met name door de verkoop van surveillance-technologieën aan andere autoritaire regimes.
De geopolitieke spanningen tussen China en de Verenigde Staten, die hun hoogtepunt bereikten tijdens de ambtsperiode van president Trump, tonen de diepgang van de strategische kloof tussen beide landen. De handelsstrijd, de wijdverspreide beschuldigingen van diefstal van intellectueel eigendom en de competitie op het gebied van technologie en kunstmatige intelligentie markeerden de aard van de nieuwe Koude Oorlog, waarbij China de rol van de belangrijkste geopolitieke uitdager van de VS heeft overgenomen.
De veranderingen die deze invloed met zich meebrengen, zijn niet slechts tijdelijk. De geopolitieke verschuivingen die we nu zien, vormen de basis voor een nieuwe wereldorde, een die niet meer gedomineerd wordt door de traditionele westerse machten, maar waarin China als dominante speler een steeds grotere invloed uitoefent. Het is belangrijk te begrijpen dat deze wereldorde niet alleen betrekking heeft op militaire en economische macht, maar ook op de vorming van nieuwe normen voor internationale samenwerking, technologiegebruik en mensenrechten.
Het proces van “Sinicization” van andere landen, waaronder de ethische en politieke invloeden die uitgaan van de CCP, is een proces waar landen zich van bewust moeten zijn. De Verenigde Staten en Europa zullen op zoek moeten gaan naar manieren om deze nieuwe vormen van invloed tegen te gaan zonder de bestaande banden te verbreken, aangezien China niet zomaar een handelspartner of technologische concurrent is, maar een geopolitieke kracht die wereldwijd een centrale rol speelt.
Hoe Trump zich voorbereidde op een handelsoorlog met China: de dynamiek achter de strategische keuzes
In de periode na de Mar-a-Lago-top in 2017, een ontmoeting die de verwachtingen van zowel de Amerikaanse als de Chinese leiders niet vervulde, werd het duidelijk dat er weinig vooruitgang was geboekt in de handelsbesprekingen. De honderd dagen van onderhandelingen, die door Trump waren opgezet om zijn dreiging van handelstarieven kracht bij te zetten, eindigden in juli zonder enige significante concessies van China. Dit mislukken leidde tot een keerpunt in de Amerikaanse handelsstrategie. Trump, overtuigd dat echte economische druk noodzakelijk was, besloot de dreiging van handelstarieven om te zetten in concrete actie. Dit zou het begin zijn van een lange en complexe strijd die de Amerikaanse economie en die van China diep zou beïnvloeden.
De kern van Trumps strategie was simpel maar ingrijpend: zonder daadwerkelijke economische pijn zou China geen echte concessies doen. Deze strategie bracht de Amerikaanse regering naar een belangrijk kruispunt: zouden zij doorgaan met de voorbereidingen voor een handelsoorlog, of zouden ze weer onderhandelen in de hoop op een meer bevredigende deal? De leiders van de economische tak van de regering, waaronder Steven Mnuchin en Gary Cohn, vochten om een handelsoorlog te vermijden. Toch was het de groep rond de meer agressieve adviseurs, zoals Peter Navarro en Steve Bannon, die zich voorbereidden op de harde lijn: als de onderhandelingen niet verder gingen, zou de druk via economische sancties op China moeten worden verhoogd.
Het idee van handelstarieven was niet nieuw. Er waren al eerdere voorbeelden van tarieven die door vorige Amerikaanse administraties waren opgelegd, bijvoorbeeld door Barack Obama in 2016. Wat Trump anders maakte, was de manier waarop hij de wet van de Amerikaanse handelshervorming, Sectie 301, wilde gebruiken. Deze wet gaf de president de bevoegdheid om unilateraal sancties in te stellen tegen een ander land als er werd vastgesteld dat dit land zich schuldig maakte aan economische misstanden, zoals de schending van intellectuele eigendomsrechten. Het was een krachtig instrument waarmee Trump direct zou kunnen ingrijpen, zonder de tussenkomst van het Congres of langdurige onderhandelingen. Dit was een directe route naar actie, die zijn hele campagne had gekarakteriseerd.
De realiteit was echter complexer dan het simpelweg instellen van tarieven. De interne strijd binnen de regering over het al dan niet doorvoeren van de sancties weerspiegelde de verdeeldheid over de beste aanpak. Mnuchin en Cohn wilden de dreiging van tarieven gebruiken als onderhandelingsmiddel om China naar de onderhandelingstafel te dwingen, maar de harde lijn van de 'haviken' betoogde dat dit de situatie alleen maar zou verlengen. De enige manier om daadwerkelijke concessies te verkrijgen, zo werd gesteld, was door China eerst economische pijn te laten voelen.
Deze interne verdeeldheid kwam tot een hoogtepunt toen Bannon, een voorstander van de harde aanpak, probeerde de publiciteit rond de start van het Sectie 301-onderzoek te benutten. Hij had een grote persconferentie in gedachten, met CEO's van bedrijven die schade hadden ondervonden door Chinese economische praktijken. Echter, John Kelly, die de rol van stafchef had overgenomen, verstoorde het plan. De reden was pragmatisch: de Verenigde Staten waren op dat moment bezig met diplomatieke inspanningen om China te overtuigen hun steun te geven aan een resolutie in de Veiligheidsraad van de VN tegen Noord-Korea's kernproeven. Het idee om China te provoceren met een openbare aankondiging van de 301-onderzoek werd gezien als riskant.
Toch was het duidelijk dat de politiek van Trumps handelsoorlog uiteindelijk werd bepaald door het bredere geopolitieke belang, waar economische confrontatie en diplomatie elkaar vaak doorkruisten. De interne strijd binnen het Witte Huis over de aanpak van de handelsoorlog toonde de complexiteit van het proces. Het vermijden van een volledige escalatie was voor sommigen de prioriteit, terwijl anderen zich voorbereidden op een langdurige en pijnlijke strijd die, naar hun mening, noodzakelijk was om de Amerikaanse belangen te beschermen.
Hoewel het besluit om het 301-onderzoek officieel te starten pas enkele weken later werd genomen, gebeurde dit zonder de theatrale aankondiging die Bannon had gepland. In plaats daarvan werd de beslissing vrijwel stilzwijgend doorgevoerd. De hoop van de haviken was dat de druk die uitging van het onderzoek en de dreiging van tarieven China zou dwingen om tegemoetkomingen te doen. Het was een tactiek die de onderhandelingsruimte zou verkleinen en de handelsoorlog onomkeerbaar zou maken.
De impact van deze keuzes ging verder dan alleen handel. Het zette de toon voor de toekomstige Amerikaanse betrekkingen met China en gaf een duidelijk signaal over de Amerikaanse bereidheid om agressief op te treden in de wereldhandel. Het idee dat diplomatie en onderhandelingen op de lange termijn geen daadwerkelijke concessies zouden opleveren, was een fundamenteel verschil in benadering ten opzichte van eerdere administraties. In dit geval werd geopolitieke en economische kracht gebruikt om een land te dwingen tot verandering, een strategie die zowel risico's als mogelijkheden met zich meebracht.
De gevolgen van de handelsoorlog tussen de VS en China zullen de wereldeconomie jarenlang blijven beïnvloeden. Het is belangrijk voor de lezer te begrijpen dat dit conflict niet slechts een uitwisseling van tarieven en beleidsmaatregelen was, maar een bredere strijd over wereldmacht en de toekomst van internationale handel. De keuzes die in deze periode werden gemaakt, zouden de toon zetten voor het diplomatiek en economisch beleid van de VS in de daaropvolgende jaren. In wezen ging het om meer dan alleen handel: het was een machtsstrijd, die diepe invloeden had op de internationale betrekkingen.
Wat is de invloed van Confucius Instituten en Chinese studentenorganisaties op Amerikaanse universiteiten?
Confucius Instituten zijn wereldwijd actief op vele universiteiten, maar hun aanwezigheid heeft niet alleen academische gevolgen. In de Verenigde Staten heeft de invloed van deze instituten, samen met de Chinese studentenorganisaties die ermee verbonden zijn, geleid tot veel controverse, vooral met betrekking tot academische vrijheid en de mengeling van politieke belangen met educatie.
Het Amerikaanse ministerie van Defensie en leden van het Congres hebben druk uitgeoefend op universiteiten om de Confucius Instituten te sluiten. Dit werd onder andere zichtbaar bij Arizona State University (ASU) en andere instellingen die hun Confucius Instituten sloten na onthullingen over de invloed van de Chinese regering. In april 2019 dreigde vertegenwoordiger Jim Banks zelfs met het stoppen van Pentagon-financiering voor de Universiteit van Indiana als deze haar Confucius Instituut niet zou sluiten, wat prompt werd uitgevoerd. Deze instituten zijn vooral belangrijk voor kleinere scholen, omdat ze niet alleen financiering bieden, maar ook toegang tot een netwerk van kansen, waaronder studiebeurzen en contacten met Chinese staatsfunctionarissen.
Er zijn echter drie belangrijke zorgen die verbonden zijn met de Confucius Instituten, volgens een rapport van de National Association of Scholars: de beperking van academische vrijheid, gebrek aan transparantie en de politieke invloed van de Chinese regering. Docenten, zowel Chinees als Amerikaans, ervaren druk om zich zelf te censureren, vooral wanneer het gaat om gevoelige onderwerpen zoals Tibet en Taiwan. Dit creëert een omgeving waarin de officiële versie van de Chinese geschiedenis en politiek het dominante onderwijs wordt, en waar kritische perspectieven zelden ruimte krijgen. Het resultaat is dat studenten in de VS vaak een vertekend beeld van China krijgen, aangezien hun informatiebronnen door de Chinese overheid zelf worden gemanipuleerd.
In de afgelopen zes jaar hebben ten minste 29 van de meer dan honderd Amerikaanse universiteiten hun Confucius Instituten gesloten. Dit vormt een direct gevolg van de druk van zowel de publieke opinie als overheidsinstanties die de banden tussen China en Amerikaanse universiteiten onderzoeken. Het lijkt een stap in de richting van herstel van de gerechtigheid die Confucius zelf in zijn "Analecten" beschreef: "Niet handelen wanneer gerechtigheid dat vereist, is lafheid."
Naast Confucius Instituten spelen Chinese Studenten en Wetenschappers Verenigingen (CSSA's) ook een belangrijke rol in de invloed van de Chinese Communistische Partij (CCP) op Amerikaanse campussen. Deze studentenorganisaties worden vaak financieel ondersteund door de Chinese overheid, en hun activiteiten kunnen direct worden gekoppeld aan de CCP. CSSA’s werken niet alleen om Chinese studenten in het buitenland met elkaar te verbinden, maar dienen ook als instrumenten voor politieke controle en surveillance. De CCP moedigt studenten aan om elkaar te monitoren en rapporteren, waardoor een sfeer van angst ontstaat waarin studenten zich voortdurend bewust zijn van de mogelijkheid dat hun meningen en activiteiten kunnen worden gemeld.
De invloed van CSSA's werd bijvoorbeeld zichtbaar toen de Universiteit van Californië, San Diego, in 2017 de Dalai Lama uitnodigde als spreker tijdens de afstudeerceremonie. Dit leidde tot een hevige reactie van de lokale CSSA, die de Chinese consulaat in Los Angeles inschakelde. Hoewel de ceremonie doorging, werd het duidelijk dat de Chinese regering bereid was om terug te slaan door Chinese studenten en wetenschappers die gefinancierd werden door de Chinese overheid uit te sluiten van deelname.
CSSA’s functioneren dus als een verlengstuk van de Chinese regering, die probeert elke kritiek op de CCP op Amerikaanse universiteiten te onderdrukken. Dit wordt nog duidelijker wanneer we kijken naar de druk die wordt uitgeoefend op studenten die zich kritisch uitlaten over de Chinese politiek. In een ander voorbeeld werd een student aan de Universiteit van Maryland, Yang Shuping, onder druk gezet door haar CSSA nadat ze zich positief uitsprak over de vrijheid van meningsuiting in de VS.
Wat de Chinese regering ook steeds duidelijker probeert te bewerkstelligen, is het in stand houden van een netwerk van invloed, waarin zowel Confucius Instituten als CSSA's deel van uitmaken. Door financiële steun en politieke controle proberen zij Chinese studenten te binden aan het regime, waardoor ze minder geneigd zijn om kritisch te zijn over de politieke situatie in hun thuisland.
Een ander aspect van de Chinese invloed op Amerikaanse universiteiten is de ongereguleerde stroom van buitenlandse donaties, vooral uit China. Deze donaties, die vaak niet op de juiste manier worden gerapporteerd, zijn een manier voor de Chinese regering om invloed uit te oefenen op de academische wereld in de VS. In 2019 werd bijvoorbeeld ontdekt dat Amerikaanse universiteiten meer dan 6 miljard dollar aan niet-gerapporteerde buitenlandse donaties ontvingen, waarvan een groot deel afkomstig was van Chinese entiteiten. Dit roept vragen op over de mate waarin de belangen van de Chinese regering zich vermengen met die van de academische instellingen.
De situatie met betrekking tot de Confucius Instituten en Chinese studentenorganisaties op Amerikaanse universiteiten laat een complex en problematisch samenspel van onderwijs, politieke invloed en internationale betrekkingen zien. Wat hieruit blijkt, is dat de invloed van de Chinese overheid verder gaat dan de fysieke grenzen van China en diep doordringt in de educatieve systemen van andere landen, zoals de VS. Dit roept fundamentele vragen op over de rol van universiteiten in het beschermen van academische vrijheid en het behoud van de onafhankelijkheid van het onderwijs.

Deutsch
Francais
Nederlands
Svenska
Norsk
Dansk
Suomi
Espanol
Italiano
Portugues
Magyar
Polski
Cestina
Русский