De Europese Verlichting heeft onmiskenbaar belangrijke idealen van vrijheid en gelijkheid gepromoot, maar de praktijk was vaak in schril contrast met deze theorieën. Terwijl de Europese filosofen streefden naar universele rechten en de bevordering van de menselijke waardigheid, bleven deze principes vaak blind voor de diepgewortelde realiteiten van racisme, seksisme en kolonialisme. In de praktijk waren er voortdurend tegenstrijdigheden tussen de idealen die werden gepromoot en de manier waarop de samenlevingen die deze idealen uitdragen, hun minderheden behandelden. Een treffend voorbeeld hiervan is de paradox van de Amerikaanse Onafhankelijkheidsverklaring, waarin rechten van vrijheid en gelijkheid werden geëist, terwijl tegelijkertijd mensen van Afrikaanse afkomst als slaven werden verhandeld. Thomas Jefferson, een van de oprichters van de republiek, hield zich bezig met het "fokken" van slaven voor de verkoop, wat de hypocrisie van het Amerikaanse experiment in vrijheid en gelijkheid blootlegt.

Een gelijkaardige hypocrisie kan worden gezien in de Franse Revolutie, die werd gekarakteriseerd door glorieuze uitspraken over gelijkheid, maar tegelijkertijd zijn koloniën met slavernij en uitbuiting bleef belasten. De Haïtiaanse slavenopstand van 1791 is een illustratie van de gevolgen van deze tegenstrijdigheid, waar de ideeën van de Verlichting in het kader van het koloniale systeem niets anders waren dan holle woorden. Dit soort hypocrisie speelt zich ook vandaag de dag af in de politiek, zoals zichtbaar is in de manier waarop de afgelopen decennia politieke leiders systematisch beleid omarmen dat indruist tegen de principes die ze zogenaamd verdedigen. In de context van de pandemie, bijvoorbeeld, wordt de ongelijkheid nog scherper zichtbaar. Terwijl de levens van mensen van kleur disproportioneel worden beïnvloed door discriminatie, blijkt uit de omvang van de crisis de onvermijdelijke tegenstelling tussen wat gepredikt wordt (gelijke rechten en kansen voor iedereen) en de realiteit van structurele ongelijkheid.

De hypocrisie die de hedendaagse politiek doordrenkt, is niet alleen theoretisch, maar wordt in de praktijk hardnekkig in stand gehouden door de machthebbers. De systemische discriminatie die mensen van kleur en andere gemarginaliseerde groepen ondergaan, wordt niet alleen in stand gehouden door historische wortels van slavernij en kolonialisme, maar ook door de politieke keuzes die vandaag de dag worden gemaakt. De ongelijkheid die door de pandemie naar voren is gekomen, toont onmiskenbaar aan dat de belofte van een gelijkwaardige samenleving in veel opzichten niet meer dan een illusie is. In de VS worden mensen die essentieel werk verrichten, zoals de ongedocumenteerde Mexicaanse immigranten in de Californische landbouw, tijdelijk beschermd tegen deportatie, maar zonder dat hun rechten als mensen daadwerkelijk erkend worden.

In veel gevallen wordt hypocrisie een systeem dat niet alleen de sociale verhoudingen ondermijnt, maar ook de morele integriteit van politieke structuren. De leidinggevenden die aan de basis staan van deze structuren kunnen niet ontkennen dat hun beleid vol tegenstrijdigheden zit. Deze tegenstrijdigheden kunnen niet langer worden afgedaan als toevalligheden; ze zijn systemisch van aard en ondermijnen de geloofwaardigheid van de autoriteiten die deze ideologieën in stand houden. Wanneer een leider zich schuldig maakt aan hypocrisie, zoals bijvoorbeeld het geval was met de Schotse arts Dr. Catherine Calderwood die haar eigen lockdownmaatregelen overtrad, worden ze gedwongen hun gedrag te verantwoorden. Het gebruik van de term hypocrisie benadrukt niet alleen de morele misstand van het gedrag, maar ook de sociale verantwoordelijkheid die ermee gepaard gaat. Als iemand eenmaal beschuldigd wordt van hypocrisie, kan het nauwelijks worden genegeerd zonder aanzienlijke schade aan de eigen reputatie en geloofwaardigheid.

Deze maatschappelijke hypocrisie kan echter niet alleen worden gezien als een morele misstand; ze speelt een cruciale rol in het vormgeven van politieke en sociale verhoudingen. Hypocrisie fungeert als een soort psychologisch mechanisme dat de spanningen tussen de idealen van de samenleving en de werkelijke ervaringen van de individuen die binnen die samenleving leven blootlegt. Het vraagt van de gemeenschap om niet alleen na te denken over wat ze beweert te geloven, maar ook over de manier waarop deze overtuigingen in de praktijk worden gebracht. In de context van de recente pandemie en de politieke debatten die daaruit voortkwamen, is de hypocrisie van de argumenten voor het "recht" om geen mondkapje te dragen of de economie koste wat het kost te openen, duidelijk zichtbaar. Deze argumenten zijn vaak niet zozeer gebaseerd op een authentiek geloof in individuele rechten, maar op een afwijzing van de collectieve verantwoordelijkheid voor de gezondheid en het welzijn van de gemeenschap. In dit opzicht worden deze claims vaak gevoed door een onwil om de impact van de pandemie op kwetsbare gemeenschappen te erkennen.

Wat hypocriete gedragingen en argumenten ook kenmerkt, is hun vermogen om sociale relaties te ondermijnen en sociale normen te verzwakken. Hypocrisie, in deze zin, is niet slechts een kwestie van persoonlijke misleiding, maar heeft brede implicaties voor hoe samenlevingen functioneren en hoe ze hun morele verplichtingen tegenover elkaar vervullen. Het kan een manier zijn om de waarde van gemeenschap en solidariteit uit te dagen, terwijl tegelijkertijd een schijnbare toewijding aan gelijkheid en rechtvaardigheid wordt gehandhaafd.

Het belangrijkste aspect dat vaak over het hoofd wordt gezien in de discussie over hypocrisie, is het effect dat deze gedragspatronen hebben op de onderlinge relaties binnen een samenleving. Hypocrisie is niet slechts een manier om andere mensen te misleiden; het is een dynamiek die de fundamentele overtuigingen die een gemeenschap samenbinden, aantast. Dit maakt het begrijpen van hypocrisie essentieel voor een diepere analyse van hoe samenlevingen zich ontwikkelen, hoe sociale normen ontstaan en hoe ze worden gehandhaafd. Het vereist dat we verder kijken dan de oppervlakkige beschuldigingen van hypocrisie en ons richten op de onderliggende systemen van macht en ongelijkheid die deze hypocrisie in stand houden.

Hoe sociale normen de menselijke natuur onderdrukken en de rol van hypocrisie in beschaving

Freud stelde dat de diepste essentie van de menselijke natuur bestaat uit instinctieve impulsen die universeel zijn voor alle mensen en gericht zijn op de bevrediging van primaire behoeften. Deze impulsen zijn van nature noch goed noch slecht, en hun uitingen worden geclassificeerd afhankelijk van hun relatie tot de behoeften en eisen van de menselijke gemeenschap. In zijn werk benadrukt Freud dat beschaving is bereikt door het opgeven van instinctieve bevrediging, wat op zijn beurt van elk individu wordt geëist om zich aan te passen aan de normatieve sociale en culturele standaarden. De socialisatie van deze instincten kan worden gezien als een vorm van zelfopoffering die zich vertaalt in een collectieve ‘voordeel’ binnen de maatschappij. De maatschappij of de staat oefent externe dwang uit om de egoïstische impulsen van individuen om te zetten naar altruïstische gedragingen, door het aanbieden van beloningen en straffen.

Freud gaat verder door te stellen dat cultuur een zekere mate van ‘susceptibiliteit’ vereist: de bereidheid om egoïstische impulsen om te vormen onder invloed van sociale en culturele normen. Dit vormt de basis van de beschaving, waarbij het individu zich aanpast om in de samenleving te kunnen functioneren. In dit proces worden de oorspronkelijke instincten vaak onderdrukt, wat leidt tot een voortdurende spanning. Deze spanning, volgens Freud, is niet alleen een product van de sociale druk, maar ook van de onvermijdelijke terugkeer van onderdrukte verlangens die steeds op de loer liggen. In een sociale en politieke context waar de moraliteit voortdurend wordt opgelegd, kunnen de onderdrukte instincten op ieder moment doorbreken, met desastreuze gevolgen.

Freud's visie op beschaving laat zien dat de culturele hypocrisie een fundamenteel onderdeel is van de menselijke interactie binnen georganiseerde samenlevingen. Hij beschrijft de culturele hypocriet als een individu dat voortdurend wordt gedwongen om volgens normen en gedragingen te handelen die in strijd zijn met zijn of haar natuurlijke verlangens. Dit leven ‘achter de façade’ creëert wat Freud beschouwt als een vorm van psychologische ziekte, waarin het individu niet in staat is zijn ware zelf te uiten, en daarmee een ‘leugen’ leeft. Dit fenomeen is noodzakelijk voor de instandhouding van de beschaving, aangezien zonder een zekere mate van culturele hypocrisie de samenleving in chaos zou vervallen.

Het idee van culturele hypocrisie is essentieel in Freud's kritiek op de Europese beschaving van zijn tijd. De onderdrukking van instincten door middel van sociale normen leidt niet alleen tot een vervreemding van het zelf, maar creëert een psychologische spanning die constant aanwezig is binnen individuen. Deze spanning kan, volgens Freud, op elk moment ontploffen, zelfs zonder directe provocatie, wat kan leiden tot gewelddadige conflicten of oorlogen. Dit werd zichtbaar in de wereldoorlogen van de 20e eeuw, waarin de ‘verhulde’ natuur van de mens, onderdrukt door jaren van beschaving, naar voren kwam in een gewelddadige uitbarsting van onverwerkte verlangens en conflicten.

De hypocrisie die voortkomt uit de beschaving is een noodzakelijk kwaad voor de sociale orde, maar het draagt een zware psychologische tol. Het maakt de mens tot een ‘gekneusde’ versie van zichzelf, waar de ware verlangens en impulsen constant onderdrukt worden om in overeenstemming te zijn met de verwachtingen van de samenleving. Freud erkent dat dit proces een voortdurende spanning creëert, wat in sommige gevallen kan leiden tot de manifestatie van destructieve gedragingen. De opoffering van individuele verlangens voor het grotere sociale geheel wordt gezien als een vereiste voor de voortzetting van beschaving, maar het heeft ook de potentie om de stabiliteit van de samenleving zelf in gevaar te brengen.

Bovendien benadrukt Freud dat de maatschappelijke verlangens naar conformiteit en de onderdrukking van instincten nooit volledig te controleren zijn. Waar beschaving in staat is de meeste instincten in te dammen, blijven deze verlangens altijd latent aanwezig. Dit kan leiden tot het ontstaan van sociale spanningen en zelfs de onvermijdelijke terugkeer van de ‘onderdrukte natuur’ in de vorm van gewelddadig gedrag, wanhoop of psychische stoornissen. De menselijke neiging om instincten in te dammen in het belang van de samenleving kan de vraag oproepen of een ware beschaving ooit mogelijk is zonder de onvermijdelijke aanwezigheid van hypocrisie als een fundamenteel onderdeel van sociale interactie.

Freud's analyse van beschaving en hypocrisie biedt een kritische lens om de dynamieken van menselijke aard en maatschappelijke structuren te begrijpen. Het stelt ons in staat na te denken over de grenzen van sociale normen en de impact van deze normen op de individuele psyche. Het belang van deze discussie ligt niet alleen in de erkenning van de psychologische kosten die gepaard gaan met beschaving, maar ook in de noodzaak om de onderdrukte verlangens van individuen te begrijpen als een onvermijdelijk aspect van menselijke interactie. De vraag blijft of het mogelijk is om een samenleving te creëren die zowel sociaal rechtvaardig als psychologisch gezond is, zonder de voortdurende ‘hypocrisie’ die onze beschaving definieert.

Hoe Sociale Rollen het Zelf Creëren: Een Analyse van Prestaties en Maskers in de Sociale Context

In het denken van Erving Goffman wordt menselijke interactie vaak geanalyseerd door de lens van de theatrale performance. De theorie van Goffman draait om het idee dat mensen voortdurend acteren in hun sociale leven, waarbij ze rollen aannemen en maskers dragen afhankelijk van de verwachtingen van hun omgeving. Dit betekent niet dat er sprake is van een ‘waar’ of ‘vals’ zelf, maar dat de ‘zelf’ eigenlijk geconstrueerd wordt door de act zelf. In deze visie is het niet de identiteit die voorafgaand aan de actie bestaat, maar eerder de actie die de identiteit vormgeeft. Goffman betoogt dat we onszelf leren kennen door de sociale rollen die we spelen en de verwachtingen die aan ons worden gesteld. Het idee van hypocrisie komt hierbij naar voren wanneer mensen zich niet aan de sociale normen houden die hen door de samenleving worden opgelegd, maar de discussie verschuift van het vergelijken van een ‘ware’ en ‘valse’ zelf naar het beoordelen van de kwaliteit van de performance zelf.

De essentie van Goffman’s benadering is dat de “goede acteur” degene is die de verwachtingen van het publiek vervult, in plaats van iemand die probeert zijn ‘ware’ zelf te onthullen buiten de context van de performance. Dit betekent dat we niet altijd kunnen verwachten dat mensen hun authentieke identiteit laten zien, omdat sociale interacties vaak bepaald worden door de context en de rollen die van hen verwacht worden. Het begrip hypocrisie moet dan ook in deze context worden begrepen: het is niet altijd een kwestie van een ‘vals’ zelf, maar vaak een kwestie van een slechte uitvoering van de sociale rol die iemand speelt.

Irving Rosow bouwt voort op Goffman’s ideeën door te stellen dat sociale socialisatie een cruciaal proces is waarin individuen nieuwe waarden en gedragingen leren die gepast zijn voor hun sociale rollen en groepslidmaatschappen. In deze context leert het individu niet alleen de gedragingen die van hen worden verwacht, maar ook de onderliggende waarden die deze gedragingen motiveren. Rosow introduceert het concept van vier soorten socialisatie: de Chameleon, de Unsocialized, de Socialized en de Dilettante. De Chameleon is iemand die zich actief aanpast aan de gedragsverwachtingen van de samenleving zonder noodzakelijkerwijs de onderliggende waarden te delen die deze verwachtingen motiveren. Deze persoon voldoet aan de gedragsnormen, maar de motivatie voor dit gedrag is eerder strategisch dan gebaseerd op echte overtuigingen.

De Chameleon past zich aan en is bedreven in het vervullen van sociale verwachtingen, maar doet dit zonder een diepe betrokkenheid bij de waarden die deze verwachtingen ondersteunen. Deze adaptieve houding kan zowel voordelen als nadelen met zich meebrengen. De Chameleon kan bijvoorbeeld efficiënt zijn in het navigeren door sociale systemen, maar kan tegelijkertijd het risico lopen zijn of haar eigen overtuigingen en integriteit te verliezen. Dit gedrag kan in veel situaties worden gezien als pragmatisch, maar kan ook als onauthentiek of opportunistisch worden geïnterpreteerd.

Rosow maakt ook onderscheid tussen conformiteit van gedrag en conformiteit van normen. Gedrag kan sociale verwachtingen weerspiegelen zonder dat de persoon zich noodzakelijkerwijs identificeert met de waarden die deze gedragingen aansteken. Dit onderscheid is van groot belang omdat het ons helpt te begrijpen dat mensen, zelfs als ze sociaal geaccepteerd gedrag vertonen, niet altijd de onderliggende waarden van die gedragingen onderschrijven. Dit geeft aanleiding tot een bredere discussie over moraliteit en de rol van normen in sociaal gedrag.

Aan de andere kant staat de Unsocialized, die niet de moeite neemt om zich aan sociale verwachtingen of gedragsnormen te houden. Deze persoon leeft buiten de sociale normen, vaak als een uitgestotene, en weigerend om deel te nemen aan de heersende sociale systemen. Dit kan leiden tot isolatie, juridische of institutionele sancties zoals opsluiting of psychiatrische behandeling. Het verschil tussen de Chameleon en de Unsocialized ligt in hun benadering van sociale integratie: terwijl de Unsocialized volledig buiten de normen blijft, past de Chameleon zich aan, hoewel zonder zich volledig te verbinden met de waarden van het systeem.

In dit sociale landschap komt de Chameleon ook in conflict met de Socialized, die niet alleen voldoet aan de gedragsnormen maar deze ook internizeert, zich er daadwerkelijk mee identificeert. De Socialized is diegene die de normen en waarden van de samenleving omarmt en zich volledig aanpast aan de verwachtingen van de groep. De Chameleon daarentegen, hoewel hij of zij zich aanpast, blijft flexibel in de keuze van waarden en is minder gehecht aan het systeem zelf. Dit maakt de Chameleon soms veranderlijk, zelfs opportunistisch, maar tegelijkertijd noodzakelijk voor de continuïteit van de samenleving, omdat ze functioneren binnen de kaders van de sociale verwachtingen zonder altijd de onderliggende waarden te onderschrijven.

Wat belangrijk is om te begrijpen, is dat sociale rollen en verwachtingen niet altijd een directe weerspiegeling zijn van de persoonlijke overtuigingen van een individu. Gedrag kan worden gemotiveerd door externe factoren zoals strategische belangen, sociale druk of de wens om acceptatie te verkrijgen. In veel gevallen is de sociale identiteit die we vertonen een constructie die samenhangt met de context en de verwachtingen van onze omgeving. Dit benadrukt het idee dat de ‘zelf’ niet iets is dat vaststaat, maar voortdurend in de maak is, een resultaat van de rollen die we spelen in de maatschappij. De uitdaging ligt in het erkennen van de complexiteit van menselijke interactie, waar we niet altijd precies weten waar het ‘ware zelf’ ophoudt en de performance begint.